Interlandelijke adoptie niet meer mogelijk na 2030
Vanaf 2030 is het adopteren van kinderen uit het buitenland niet meer mogelijk. In de komende zes jaar zullen interlandelijke adoptieprocedures zorgvuldig worden afgebouwd, schrijft staatssecretaris Struycken in een brief aan de Tweede Kamer. Defence for Children Nederland observeert dat de minister terecht het belang van het kind hiermee centraal zet. Defence for Children stelt dat Nederland niet meer in kan staan voor een systeem dat misstanden bij interlandelijke adoptie niet kan voorkomen. Alleen een permanente stop kan kinderen en hun geboorteouders blijvend beschermen tegen het risico op misstanden en ervoor zorgen dat de ontwikkeling van alternatieve vormen van zorg in landen van herkomst wordt gestimuleerd.
De zesjarige afbouwtermijn
In de brief van staatssecretaris Struycken van 9 december 2024 wordt duidelijk wat de zesjarige afbouwtermijn inhoudt. De brief beschrijft de huidige Nederlandse interlandelijke adoptieprocedure in vijf fases; van het moment dat de aspirant-adoptiefouders zich bij Fiom melden, de organisatie die toetst of voldaan is aan de voorwaarden om toegelaten te worden tot de adoptieprocedure, totdat het kind in Nederland is, inclusief de juiste nazorg. De afbouwtermijn ziet erop dat alle aspirant-adoptiefouders die zich op 21 mei 2024 in één van de fases van de adoptieprocedure bevonden, de mogelijkheid krijgen deze procedure voort te zetten tot eind 2030. Dit leidt ertoe dat veel lopende procedures niet zullen eindigen met de adoptie van een kind. Ook tijdens de afbouwperiode kunnen kinderen blootgesteld worden aan misstanden en de kwetsbaarheden van het systeem. Daardoor is extra toezicht en controle in het systeem vereist. Daarnaast zullen alle al eerder getroffen verbetermaatregelen deze zes jaar van kracht blijven. Zo zullen er na 18 december 2025 nog acht landen overblijven waarmee Nederland de adoptierelatie voortzet tot 2030.
Adoptie en het VN-Kinderrechtenverdrag
Volgens het VN-Kinderrechtenverdrag, artikel 3, moet het belang van het kind altijd de eerste overweging zijn in zaken die het kind aangaan. Dit recht moet samen gezien worden met alle andere kinderrechten. Betreffende interlandelijke adoptie zijn artikelen 7, 8 en 9 in het specifiek van belang. Deze artikelen stellen dat kinderen het recht hebben om hun ouders te kennen en door hen te worden verzorgd, het recht hebben op identiteit en die te behouden en het recht hebben om niet gescheiden te worden van hun ouders. In de praktijk kan het Nederlandse interlandelijke adoptiesysteem niet garanderen dat de antwoorden over de ontstaansgeschiedenis van elk interlandelijk geadopteerd kind te achterhalen zijn. Daarnaast stelt zowel het VN-Kinderrechtenverdrag (artikel 21) als het Haags Adoptieverdrag uit 1993 dat de alternatieve zorg voor een kind in de eerste plaats gezocht moet worden in eigen land, regio, cultuur en binnen eigen familieverband. Ook het belang van de continuïteit in de opvoeding van een kind en de etnische, godsdienstige, culturele en taalachtergrond wordt onderstreept door het VN-Kinderrechtenverdrag en het Haags Adoptieverdrag. Het systeem kan ook niet waarborgen dat interlandelijke adoptie daadwerkelijk als laatste redmiddel wordt gezien en dat misstanden voorkomen worden. Deze kinderrechten en het Nederlandse interlandelijke adoptiesysteem zijn niet te rijmen.
Toezicht en controle
De komende zes jaar wordt interlandelijke adoptie zorgvuldig afgebouwd. Aspirant-adoptiefouders die al een adoptieprocedure gestart waren op 21 mei 2024, mogen de procedure voortzetten tot 2030. Defence for Children attendeert erop dat kinderen in die periode nog steeds blootgesteld kunnen worden aan misstanden, wat kan leiden tot de schending van kinderrechten. Dit vereist extra toezicht en controle om ervoor te zorgen dat het belang van het kind altijd de eerste overweging is in deze adoptieprocedures.
De gevolgen van interlandelijke adoptie hebben een verschillende uitwerking op iedere geadopteerde, ieder kind heeft zijn of haar eigen verhaal. Geen van deze kinderen mag slachtoffer worden van de misstanden of anderszins lijden onder de gevolgen van interlandelijke adoptie.