Scroll down
Inclusief onderwijs is onderwijs waarin alle kinderen welkom zijn, met alle verschillen in achtergrond, ervaring, manieren van leren en behoeften aan ondersteuning die er zijn. In een inclusief schoolsysteem gaat elk kind met een beperking naar een school in de buurt, een school waar hij of zij ook zonder die beperking naartoe was gegaan. Op die school wordt alles gedaan om te zorgen dat een kind zich optimaal kan ontwikkelen. De inclusieve school zoekt naar en sluit aan bij de behoeften en mogelijkheden van een kind en biedt ondersteuning waar nodig. De school past zich aan aan de manier van leren van het kind, en niet andersom. De school is toegankelijk, onderwijs is maatwerk en gericht op de ontplooiing van ieder kind, aan het vergroten van het zelfvertrouwen en de creativiteit en de kracht van kinderen. De professionals werken samen over de grenzen van disciplines heen en zoeken ook samenwerking met ouders en nodigen hen uit hun kennis in te brengen.
Het VN-Kinderrechtencomité legt in General Comment nr. 9 duidelijk uit wat onder inclusief onderwijs wordt verstaan: in de kern is inclusief onderwijs een reeks waarden, beginselen en praktijken die goed onderwijs voor alle leerlingen beogen, dat recht doet aan de diversiteit van leeromstandigheden en -eisen, niet alleen voor kinderen met een beperking, maar voor alle kinderen.
Het recht op onderwijs is één van de belangrijkste kinderrechten. Het werkt als een vermenigvuldiger voor alle andere kinderrechten die gewaarborgd zijn in het VN-kinderrechtenverdrag. Met het recht op onderwijs zal een kind later niet alleen gemakkelijker zijn of haar recht op arbeid, recht op een behoorlijke levensstandaard en culturele rechten kunnen uitoefenen, maar ook zijn of haar recht op vrije meningsuiting, zijn of haar recht op vereniging en zijn of haar politieke rechten.[1] Het recht op onderwijs is dus essentieel voor het welzijn van iedere mens. Kinderen met een handicap moeten op gelijke voet met andere kinderen ten volle van eerdergenoemde mensenrechten kunnen genieten, aldus inleiding bij het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap. Het idee van gelijkwaardigheid is zowel in het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap als in het VN-Kinderrechtenverdrag verankerd, waarbij het doel is dat iedereen volwaardig mee kan doen in de samenleving, ongeacht achtergrond of beperking. Daarnaast creëren we zo een inclusieve samenleving, waar kinderen op jonge leeftijd al met elkaar om leren gaan. Inclusief onderwijs is beter voor kinderen, voor het onderwijs én uiteindelijk profiteert ook de samenleving als geheel van inclusief onderwijs. Heel concreet betekent dit dat ieder kind naar een school in de buurt gaat, samen met broers, zussen en buurtgenootjes. In Nederland is er momenteel geen inclusief onderwijssysteem. Maar er worden stappen gemaakt in de goede richting.
[1] G. de Beco, Het recht op onderwijs voor personen met een handicap volgens artikel 24 van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap: juridische analyse en toepassing in Vlaanderen, TJK 2013/2, p. 93.
Er is geen vastomlijnd kader in nationale wetgeving of beleid beschreven met de kenmerken van een inclusieve school. Wel volgen uit het VN-Kinderrechtenverdrag en VN-Mensenrechtenverdrag Handicap en de praktijk de volgende elementen en kenmerken waaraan een inclusieve school hoort te voldoen:
Meer informatie over de kenmerken van een inclusief onderwijssysteem is te vinden in de ‘Factsheet inclusief onderwijs als kinderrecht’ van Defence for Children.
Jazeker. Eén voorbeeld is de inclusieve basisschool De Korenaar in Eindhoven. Alle kinderen uit de omliggende wijken zijn er welkom. Alle culturen, alle sociaal maatschappelijke achtergronden, alle verschillende cognitieniveaus en alle fysieke gesteldheden. Een ander voorbeeld is de openbare basisschool De Boomgaard in Streefkerk. Vanwege hun inclusieve beleid en praktijk kunnen alle kinderen terecht op de school. Al zeven jaar is er geen enkel kind verwezen naar het speciaal onderwijs. Ook in het voortgezet onderwijs kiezen er al scholen voor inclusief onderwijs, denk bijvoorbeeld aan de Notre Dame in Ubbergen, zij passen zich aan aan de leerbehoeften van elke leerling, ongeacht hun achtergrond of beperking. Lees meer over goede voorbeelden van inclusief onderwijs in ons Magazine 'Zo kan het ook' scholen primair onderwijs (2016) en het Magazine ‘Zo kan het ook scholen’ voortgezet onderwijs’ (2019).
In Nederland bestaat het systeem van passend onderwijs. Dit betekent dat er scholen zijn voor regulier onderwijs en scholen voor speciaal onderwijs. Veel mensen verwarren passend onderwijs met inclusief onderwijs, maar dat is niet hetzelfde.
Bij passend onderwijs gaan kinderen met een beperking naar een reguliere school op voorwaarde dat zij zich kunnen aanpassen aan het schoolsysteem. Kunnen zij zich niet goed genoeg aanpassen of is er geen goede ondersteuning beschikbaar op school? Dan worden kinderen nu vaak doorverwezen naar het speciaal onderwijs. De doorverwijzing naar speciaal onderwijs is voor kinderen vaak heel ingrijpend. Ze mogen niet meer met hun vriendjes naar school en moeten soms zelfs met een busje naar een andere stad om onderwijs te kunnen volgen. Voor ouders is het ook vaak ingrijpend en bovendien erg kwetsend als hun kind ineens niet meer welkom is vanwege een beperking.
Het verschil tussen passend en inclusief onderwijs is dat bij inclusief onderwijs het schoolsysteem zich aanpast aan het kind. Dit betekent dat zowel reguliere als speciale scholen moeten veranderen om inclusief te worden. Het systeem moet zo worden ingedeeld dat inclusie mogelijk is en dat alle kinderen met elkaar naar school kunnen gaan. Waarbij de eventuele extra ondersteuning die een kind nodig heeft gewoon op de reguliere school gegeven wordt.
Het recht op inclusief onderwijs volgt uit het VN-Kinderrechtenverdrag en het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap. Het recht op onderwijs is neergelegd in artikel 28 en 29 van het VN-Kinderrechtenverdrag.
Alle kinderen hebben recht op onderwijs. Het onderwijs dient onder meer gericht te zijn op de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en de geestelijke en lichamelijke vermogens van elk kind. Daarnaast moet de toegang tot onderwijs gebaseerd zijn op gelijke kansen. Zo staat het in het VN-Kinderrechtenverdrag. Daarnaast vraagt het VN-Kinderrechtenverdrag specifiek aandacht voor bijzondere groepen kinderen die belemmeringen ervaren om op dezelfde wijze als hun leeftijdgenoten van hun rechten te profiteren, zoals kinderen met een handicap. Specifiek voor kinderen met een handicap is in artikel 23 daarom vastgelegd dat zij recht hebben op daadwerkelijke toegang tot onderwijs. Voor deze doelgroep zou ‘inclusief onderwijs’ het doel moeten zijn, aldus het VN-Kinderrechtencomité in General Comment nr. 9 over de rechten van kinderen met een handicap.
Het recht op inclusief onderwijs voor kinderen met een handicap is neergelegd in artikel 24 VN-Mensenrechtenverdrag Handicap. Onder personen met een handicap wordt volgens artikel 1 van dit verdrag verstaan ‘personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving’. Uit artikel 24 volgt dat onderwijs onder meer tot doel moet hebben dat kinderen met een handicap hun mentale en fysieke mogelijkheden optimaal moeten kunnen ontwikkelen. Ook is vastgelegd dat kinderen met een beperking in een inclusief onderwijssysteem de ondersteuning dienen te ontvangen die zij nodig hebben om effectief aan het onderwijs deel te kunnen nemen. Het VN-Comité dat toezicht houdt op het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap geeft in General Comment nr. 4 een toelichting op het artikel.[1] Volgens dit VN-Comité dienen schoolbegeleiders, psychologen en andere relevante gezondheidszorg en sociale professionals aanwezig te zijn binnen het onderwijs die hulp en ondersteuning kunnen bieden.[2]
[1] VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap, General Comment no. 4: Article 24: The Right to inclusive education, UN Doc CRPD/C/GC/4, 2 september 2016.
[2] VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap, General Comment no. 4: Article 24: The Right to inclusive education, UN Doc CRPD/C/GC/4, 2 september 2016, par. 32.
Al jaren blijkt dat passend onderwijs niet alle doelen realiseert die gesteld zijn. In de ‘Staat van het Onderwijs’, het jaarlijkse rapport van de Inspectie van het Onderwijs, is jaar na jaar te zien dat het voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte lastig blijft een plek in het onderwijs te vinden. Uit de ‘Staat van het Onderwijs 2019’ blijkt dat het aantal kinderen in het speciaal onderwijs in 2018 weer terug is op het niveau van voor de invoering van de Wet passend onderwijs. In 2019 zijn die aantallen verder gestegen. Een ander zorgpunt zijn de thuiszitters. Het terugdringen van het aantal ‘thuiszitters’ is één van de doelstellingen van passend onderwijs. Cijfers over het aantal thuiszitters – die fluctueren op basis van de definitie – stijgen. In het schooljaar 2018-2019 ontvingen in ieder geval 14.897 kinderen geen onderwijs. Naast de Wet passend onderwijs werd er in 2016 een ‘Thuiszitterspact’ gesloten om het terugdringen van het aantal thuiszitters nog meer kracht bij te zetten. Het doel van dit pact om in 2020 nul thuiszitters te hebben, is bij lange na niet gehaald.
De problemen in het huidige onderwijssysteem zijn terug te zien in het aantal klachten, meldingen en vragen die belangenorganisaties ontvangen. JongPIT, de stichting voor en door jongeren met een chronische aandoening of beperking, krijgt al jaren signalen van jongeren dat zij nog niet op hun plek zijn in het passend onderwijs. Ouders & Onderwijs, een organisatie die opkomt voor de belangen van ouders met kinderen in de schoolgaande leeftijd, ontvangt jaarlijks duizenden telefoontjes van bezorgde ouders die vastzitten in het systeem. Defence for Children ziet de laatste jaren eveneens een aanzienlijke stijging van het aantal onderwijszaken van kinderen met een beperking op de Kinderrechtenhelpdesk. Ook het College voor de Rechten van de Mens ontvangt meer meldingen over discriminatie op grond van handicap in het onderwijs.
Met de invoering van passend onderwijs in 2014 is nooit inclusief onderwijs beoogd. Er is in Nederland nog steeds sprake van een gesegregeerd onderwijssysteem (regulier en speciaal onderwijs). Er wordt weliswaar met de Wet Passend Onderwijs geprobeerd om leerlingen met en zonder ondersteuningsbehoefte vaker samen te brengen, maar het is duidelijk dat het gescheiden systeem hierbij in de weg staat. Er is sprake van stijgende aantallen leerlingen in het speciaal onderwijs, het aantal leerlingen met een beperking in het regulier onderwijs stijgt niet, er zijn meer vrijstellingen van de leerplicht en meer thuiszitters. Juist door het in stand houden van een gescheiden systeem – een tweesporensysteem – verandert er niets voor (inmiddels meerdere generaties) kinderen.
Er is geen duidelijke definitie van inclusief onderwijs en de doelstellingen ervan in nationale wet- en regelgeving. Ook zitten er perverse financiële prikkels in het huidige systeem die inclusie belemmeren. Defence for Children ziet groeiende reserves van gelden die bestemd zijn voor extra ondersteuning bij zowel de samenwerkingsverbanden als bij schoolbesturen. Dit is geld dat niet besteed wordt aan onderwijsondersteuning. Er is in nationale wet- en regelgeving niets geregeld waardoor dit belemmerd wordt.
Tot op heden ontbreekt het in nationale wet- en regelgeving aan zowel een duidelijke definitie van inclusief onderwijs als de doelstellingen ervan. Volgens het VN-Mensenrechtencomité Handicap dient de wetgeving dit te bevatten en moeten middelen worden geïnvesteerd in het invoeren en behouden van inclusief onderwijs. Ook op nationaal niveau is al eerder gewezen op de plicht om een definitie van inclusie wettelijk vast te leggen. Het College voor de Rechten van de Mens, de toezichthouder op de naleving van het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap in Nederland, riep in de eerste VRPH-jaarrapportage in 2017 de regering al op een duidelijke definitie van inclusief onderwijs op te nemen in onderwijswetgeving die strookt met de VN-Verdragen en inclusief onderwijs te hanteren als uitgangspunt van het onderwijsbeleid. Het College concludeert dat de huidige wetgeving in Nederland niet ontworpen is voor het realiseren van inclusief onderwijs.
Defence for Children wijst de Nederlandse staat erop dat het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap en het VN-Kinderrechtenverdrag inclusief, gelijkwaardig en kwalitatief goed onderwijs voor iedereen tot doel stelt. Nederland heeft beide VN-Verdragen geratificeerd en zou er alles aan moeten doen om het recht op inclusief onderwijs te realiseren. Defence for Children roept op om een duidelijke definitie van inclusief onderwijs op te nemen in onderwijswetgeving die strookt met de VN-Verdragen. Het gesegregeerde onderwijssysteem moet getransformeerd worden naar een inclusief onderwijssysteem.
Defence for Children staat daarin niet alleen. Het VN-Kinderrechtencomité riep de Nederlandse regering in 2015 op om te zorgen voor toegang tot inclusief onderwijs zonder vertragingen.[1] Het VN-Kinderrechtencomité sluit daarmee aan bij de tekst en strekking van het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap dat in Nederland op 14 juli 2016 in werking trad. In artikel 24 van het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap is expliciet bepaald dat kinderen met een handicap recht hebben op inclusief onderwijs. De Nederlandse staat voldoet op dit moment nog niet aan verdragsrechtelijke verplichtingen met betrekking tot inclusief onderwijs. Op grond van het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap én het VN-Kinderrechtenverdrag is de Nederlandse Staat aan zet om van ‘passend’ onderwijs, inclusief onderwijs te maken.
[1] VN-Kinderrechtencomité, ‘Concluding observations on the fourth periodic report of the Netherlands’, 8 juni 2015, UN Doc CRC/C/NDL/CO/4, para. 41 onder a.
Het ‘gesegregeerde’ systeem van regulier en speciaal onderwijs zou stapsgewijs moeten transformeren naar één inclusief systeem, waarin de kennis en expertise uit het speciaal (specialistisch) onderwijs niet verloren gaat maar op een nieuwe manier ingezet wordt. De Nederlandse staat zou de volgende stappen kunnen zetten om het recht van het kind op onderwijs in een inclusief onderwijssysteem te realiseren:
Leerlingen met een beperking hebben recht op onderwijs met ruime aanpassingen en individuele begeleiding op school. Dit staat beschreven in artikel 24 VN-Mensenrechtenverdrag Handicap. In Nederland is veel ondersteuning beschikbaar voor leerlingen of studenten met een beperking. Het initiatief om te praten over extra ondersteuning op school kan zowel van de ouder als van de leerkracht komen. Als bij aanmelding op een school duidelijk is dat extra zorg nodig is, kan een ouder de extra ondersteuning ter sprake brengen. Het kan ook gebeuren dat een kind al op school zit en dat de leerkracht merkt dat extra ondersteuning nodig is.
Nederlandse wetgeving geeft niet precies aan waarop een leerling/student recht heeft wanneer het om ondersteuning op school gaat. De Wet Passend Onderwijs legt een zorgplicht op aan de basisschool of school voor voortgezet onderwijs van aanmelding. De school moet op grond van die zorgplicht nagaan welke ondersteuning een leerling met een beperking nodig heeft. Denkbaar is ook dat een leerling extra tijd of andere voorzieningen nodig heeft voor toetsen en examens. Het is gangbaar dat een school bepaalt wat een student nodig heeft. Aanpassingen van de examens worden zo nodig aangemeld bij de Onderwijsinspectie. Wie er niet goed uitkomt, kan hier hulp bij vragen van het samenwerkingsverband van de school en een beroep doen op de onderwijszorgconsulenten.
Als een kind extra zorg, ondersteuning of individuele begeleiding op school nodig heeft, is niet altijd duidelijk welke partij verantwoordelijk is voor het regelen daarvan. Dit is namelijk afhankelijk van de mate waarin de ondersteuning of zorg nodig is. Nederland kent verschillende zorgwetten, zoals de Jeugdwet, Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Daardoor kan het gebeuren dat op één kind meerdere wetten van toepassing zijn. In het schema 'Zorg op School' staan de verschillende vormen van zorg op school beschreven. Ook is per zorgwet aangegeven welke mogelijkheden voor zorg op school er zijn. Daarnaast staat in het schema hoe de inzet van zorg in het onderwijs wordt geregeld en verantwoord.
Het is belangrijk dat de school goed zicht heeft op de verschillende financieringsmogelijkheden. De ondersteuning die een leerling geniet vanuit school kent twee verschillende vormen; basisondersteuning en extra ondersteuning, elk met een eigen financieringsstroom.
Basisondersteuning is de ondersteuning die elke leerling ontvangt en wordt gefinancierd vanuit een basisbekostiging die de school ontvangt van het Rijk. Een voorbeeld van dergelijke ondersteuning is hulp met dyslexie of dyscalculie. Soms is deze basisondersteuning echter ontoereikend en behoeft een leerling extra ondersteuning. Een voorbeeld van extra ondersteuning is training in sociale vaardigheden. Soms wordt dit aangeboden in samenwerking met jeugdzorg of jeugdhulp. Extra ondersteuning wordt gefinancierd vanuit het samenwerkingsverband waar de desbetreffende school bij is aangesloten. De manier waarop de school financiering ontvang voor extra ondersteuning verschilt per samenwerkingsverband. Sommige verbanden bedelen deze financiering toe op basis van het aantal leerlingen op een school met een extra ondersteuningsbehoefte. Andere verbanden verdelen het budget gelijkmatig over alle scholen binnen het verband, ongeacht het aantal leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften.
Er zijn daarnaast nog tal van andere financieringsmogelijkheden voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Echter, de school is niet verantwoordelijk voor de aanvraag hiervan. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de ouders. Het is dus van belang dat de school de ouders hierover informeert en eventueel ondersteunt in de aanvraag hiervan. De gemeente kan bijdragen met (speciaal) vervoer of financiering voor een aanpassing van het schoolgebouw. Daarnaast zijn er ook mogelijkheden voor extra ondersteuning via de Wet langdurige zorg (Wlz), de zorgverzekering of het UWV. Meer informatie over de financieringsmogelijkheden voor inclusief onderwijs is te vinden in ons ‘Stappenplan inclusief onderwijs voor scholen’ en op de website van het Nederlands Jeugdinstituut.
Bij een conflict over toelating, verwijdering of het weigeren van ondersteuning (bijvoorbeeld als school of anderen stellen dat de gevraagde ondersteuning geen “redelijke aanpassing” is), zijn er verschillende mogelijkheden.
• Een klacht indienen bij de klachtencommissie van de school: bij het opstellen van een ontwikkelingsperspectief voor uw kind (verplicht voor alle kinderen met een ondersteuningsbehoefte), moet de school in gesprek gaan met de ouders. De ouders mogen hierbij hulp vragen aan het samenwerkingsverband waar de school bij aangesloten is.
• De onderwijsconsulent: als de ouders en de school er niet goed uitkomen, kan hulp en bemiddeling van een onderwijsconsulent ingeschakeld worden om een conflict te voorkomen. De consulenten zijn inzetbaar bij problematiek rondom plaatsing, schorsing of verwijdering van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Bemiddeling is voor ouders aan te vragen via een online aanvraagformulier. Het inroepen van een onderwijsconsulent wordt meestal ervaren als laagdrempeliger dan het inroepen van een onderwijsrechtadvocaat. Het risico is wel dat de onderwijsconsulent minder nadruk legt op de rechten van het kind en streeft naar een compromisoplossing.
• Geschillencommissie Passend Onderwijs (GPO): het is mogelijk advies te vragen aan de GPO wanneer er een geschil tussen ouders en school is over de weigering van hun kind dat extra ondersteuning nodig heeft, verwijdering van een leerling of bij onenigheid over het vastgestelde ontwikkelingsperspectief van leerlingen met een extra zorgvraag. Het is aan te raden om van tevoren juridisch advies in te winnen, bijvoorbeeld via de Kinderrechtenhelpdesk van Defence for Children.
• College voor de Rechten van de Mens: hier kan een klacht over discriminatie (bijvoorbeeld op grond van handicap of chronische ziekte) neergelegd worden. Het College kijkt naar de aard van de aanpassing, of de school onderzoek heeft gedaan om te zien of het redelijk is en oordeelt of de school discriminerend heeft gehandeld.
• Rechtbank: het hangt af van de situatie of en hoe een rechtszaak aangespannen kan worden. Dit kan het beste met een advocaat besproken worden. Het inroepen van een advocaat in een vroeg stadium kan helpen om snel uit een impasse te komen. Lang wachten en hopen dat het vanzelf weer in orde komt, kan juist leiden tot het verharden van de situatie.
Het inroepen van een advocaat in een vroeg stadium kan helpen om snel uit een impasse te komen. Lang wachten en hopen dat het vanzelf weer in orde komt, kan juist leiden tot het verharden van de situatie en tot slechtere leerprestaties. Die lagere prestaties kunnen op zichzelf een prikkel vormen voor de school om te verwijzen naar speciaal onderwijs.
Mensen met lage inkomens krijgen subsidie voor de kosten van een advocaat. Dat is geregeld in de Wet op de Rechtsbijstand. Afhankelijk van het inkomen en vermogen is een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd van minimaal € 198. Het inschakelen van een advocaat kan ook worden vergoed uit een rechtsbijstandsverzekering. Sommige rechtsbijstandsverzekeraars hebben in onderwijsrecht gespecialiseerde advocaten in huis. Ouders kunnen de verzekeraar ook vragen om hun eigen advocaat aan te stellen die in onderwijsrecht gespecialiseerd is.
Het inroepen van een onderwijsconsulent wordt meestal ervaren als laagdrempeliger dan het inroepen van een onderwijsrechtadvocaat. Het risico is dat de onderwijsconsulent minder nadruk legt op de rechten van het kind en streeft naar een compromisoplossing. Compromissen die lang niet altijd leiden tot adequate ondersteuning.
De afgelopen vijf jaar is de Wet passend onderwijs geëvalueerd. Met de Wet passend onderwijs uit 2014 heeft de regering zich weliswaar ten doel gesteld om de extra ondersteuning voor leerlingen met een beperking beter te organiseren, maar met deze Wet wordt geen inclusief onderwijs beoogd. De afgelopen vijf jaar is de werking van de wet geëvalueerd. Op 27 mei 2020 is dit onderzoek afgerond en zijn de eindresultaten gepresenteerd. Het eindrapport stelt dat de Wet passend onderwijs heeft geleid tot een betere organisatie van extra ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Voor leraren en ouders heeft de stelselwijziging minder veranderd dan gedacht. Het effect op leerlingen is niet goed vast te stellen.
Aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie ging minister Slob voor het Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op 16 november 2020 met de Tweede Kamer in gesprek over de doorontwikkeling van het systeem. Bij deze gesprekken is ook de visie op inclusief onderwijs betrokken. Het debat over de uitkomst van de evaluatie van de Wet passend onderwijs vormde een uitgelezen moment om inclusief onderwijs vorm te geven en de vele initiatieven vanuit het onderwijsveld te ondersteunen en te bevorderen. Minister Slob en de Kamerleden waren het er tijdens het debat over eens dat passend onderwijs niet heeft opgeleverd wat ermee beoogd werd. Het aantal thuiszitters is gestegen, het speciaal onderwijs is gegroeid en kinderen lopen vast in het onderwijs.