Hof van Justitie: Nederlands beleid alleenstaande minderjarige asielzoekers in strijd met Europees recht
De hoogste rechter van de Europese Unie heeft vandaag vragen beantwoord van de rechtbank Den Bosch over de interpretatie van het Europese recht betreffende alleenstaande minderjarige asielzoekers (amv’s). Uit de uitspraak blijkt dat het Nederlandse vreemdelingenbeleid met betrekking tot amv’s op de schop moet. De Nederlandse praktijk is dat bij alleenstaande kinderen die 15 jaar of ouder zijn op het moment van hun asielaanvraag in Nederland niet beoordeeld wordt of het kind bij terugkeer in het herkomstland adequate opvang krijgt. Het Hof van Justitie in Luxemburg oordeelt nu dat dit in strijd is met het Europese recht en het belang van het kind. Bij het ontbreken van adequate opvang mag Nederland de asielaanvraag van deze kinderen voortaan niet meer afwijzen. Ook de staande praktijk waarbij de staatssecretaris net zolang wacht tot het kind 18 jaar en dus meerderjarig is en dan pas terugkeer in werking zet, is in strijd met Europees recht. Het Hof geeft aan dat er sprake lijkt van willekeur in het onderscheid tussen kinderen onder en boven de 15 jaar als het gaat om kwetsbare niet-begeleide minderjarigen. Defence for Children is verheugd over de duidelijke uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Al jaren stelt Defence for Children zich op het standpunt dat het beleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in strijd is met het belang van het kind. Dat heeft het Hof van Justitie nu bevestigd.
Situatie zaak alleenstaande minderjarige TQ
Het Hof van Justitie doet deze uitspraak omdat bij de rechtbank Den Bosch vragen zijn gerezen over de procedure in een zaak van een minderjarige jongen (TQ) die geboren werd in Guinee. Op zeer jonge leeftijd ging hij met zijn tante in Sierra Leone wonen. Na haar overlijden is de jongen in contact gekomen met een man uit Nigeria, die hem naar Europa heeft gebracht. Hij was 15 jaar en 4 maanden oud toen hij asiel aanvroeg in Nederland. In Amsterdam is hij slachtoffer geworden van mensenhandel en seksueel misbruik. Als gevolg van deze traumatische ervaringen kampt hij met forse psychische klachten. Zijn behandelaren geven aan dat er een grote kans is dat de jongen, die eerder een sterke neiging tot suïcide had, opnieuw suïcidaal gedrag zal vertonen. De staatssecretaris wijst zijn asielaanvraag echter af en stelt ook dat het vertrek van de jongen niet zal worden uitgesteld om medische redenen, zonder dat is vastgesteld of er in Guinee adequate opvang voor hem is. De rechtbank stelt naar aanleiding daarvan de vraag of de staatssecretaris een terugkeerbesluit kan nemen zolang er geen onderzoek is verricht naar adequate opvang in het land van herkomst, omdat de rechtbank veronderstelt dat dit in strijd is met het EU recht. Dit is nu bevestigd door het Hof van Justitie.
Amv-beleid in Nederland
De Terugkeerrichtlijn bepaalt dat wanneer kinderen moeten terugkeren naar hun land van herkomst, er sprake moet zijn van adequate opvang. Het Nederlandse amv-beleid maakt echter onderscheid op basis van leeftijd bij het onderzoek naar die opvang. Bij kinderen die jonger dan 15 jaar zijn op het moment dat zij hun asielaanvraag indienen, onderzoekt de staatssecretaris vóór de afwijzing van de asielaanvraag (het terugkeerbesluit) of het kind in het land waar het naartoe moet terugkeren adequaat kan worden opgevangen. Bij adequate opvang kan het gaan om de ouders van het kind, andere familieleden, een aangewezen voogd of lokale opvang, zoals opvanghuizen. Succesvolle terugkeer is voor een belangrijk deel afhankelijk van de medewerking van de jongere zelf, van zijn omgeving, van ambassades en van de opvangvoorzieningen in het land van herkomst. Wanneer er geen goede opvangmogelijkheid is in land van terugkeer, krijgt de jongere in Nederland een reguliere verblijfsvergunning. Wanneer het kind 15 jaar of ouder is op het moment van het indienen van een asielaanvraag, zoals ook het geval was bij TQ, wordt zo’n onderzoek naar de opvangmogelijkheden niet uitgevoerd en krijgt de minderjarige een terugkeerbesluit. De daadwerkelijke uitzetting kan in de meeste gevallen niet plaatsvinden omdat er geen opvang beschikbaar is, maar aan de andere kant krijgt het kind ook geen (reguliere) verblijfsvergunning. In de praktijk wacht de staatssecretaris tot het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt en dus meerderjarig is. Dan wordt de terugkeer alsnog in werking zet. Wanneer een vreemdeling meerderjarig is, geldt het vereiste van adequate opvang niet langer. Dit leidt ertoe dat deze groep kinderen, in de periode tussen de asielaanvraag en hun achttiende verjaardag, onrechtmatig in Nederland verblijven maar wel worden gedoogd. Ze hebben recht op opvang, scholing en medische zorg, maar ze kunnen bijvoorbeeld niet reizen of werken en kunnen ook moeilijk aan een stageplaats komen.
Hof van Justitie over de zaak TQ
Het Hof van Justitie gaat in op vragen van de Nederlandse rechter over de betekenis van bepalingen uit de Europese Terugkeerrichtlijn ten aanzien van vreemdelingen (niet-Unieburgers), waaronder ook alleenstaande minderjarige asielzoekers, die geen rechtmatig verblijf hebben: in welke fase van de procedure moet een lidstaat onderzoeken of in het land van herkomst adequate opvang aanwezig is en mag er daarbij onderscheid worden gemaakt op basis van de leeftijd van het kind? Het Hof van Justitie stelt allereerst vast dat bij het besluit om een kind terug te sturen naar het land van herkomst altijd het belang van het kind moet worden betrokken. Om dit vast te stellen moet er een grondige beoordeling van de situatie van het kind plaatsvinden, zoals de leeftijd, het geslacht, de bijzondere kwetsbaarheid, de fysieke en mentale gezondheid, het verblijf in een pleeggezin, het opleidingsniveau en de sociale omgeving van het kind. Om tot een terugkeerbesluit te kunnen komen, moet de lidstaat ervan overtuigd zijn dat in het land van herkomst adequate opvang beschikbaar is. Het Hof van Justitie benoemt in deze context ook het belang van het horen van kinderen. Op het moment dat er een terugkeerbesluit ligt, mag een lidstaat niet wachten met het uitzetten van de minderjarige totdat hij of zij meerderjarig is. Dit is belangrijk om te voorkomen dat kinderen in een situatie van grote onzekerheid terecht komen met betrekking tot hun juridische status en toekomst, zoals opleiding, band met pleeggezin of de mogelijkheid om in het desbetreffende land te blijven. Wanneer er geen opvangmogelijkheden zijn in het land van herkomst, kan het kind niet terug worden gestuurd en mag er door de lidstaat ook geen terugkeerbesluit worden genomen. In dat verband stelt het Hof van Justitie dat de leeftijd van de jongere slechts één van de factoren is (en niet de énige factor) om vast te stellen of het kind bij terugkeer in het land van herkomst op een goede manier kan worden opgevangen.
Wat betekent de uitspraak voor Nederland?
Marie-Christine Alting von Geusau, juridisch medewerker Kinderrechten en Migratie: “Deze uitspraak is belangrijk omdat het Hof de huidige praktijk in Nederland, waarbij de staatssecretaris in het geval van een alleenstaande minderjarige die 15 of ouder was bij de indiening van de asielaanvraag niet bekijkt of het kind kan worden opgevangen in het land van herkomst, in strijd acht met het Europese recht. Amv’s krijgen door deze uitspraak meer zekerheid: onderzoek naar adequate opvang moet volgens de uitspraak van het Hof van Justitie gedaan worden voor alle kinderen, niet alleen als zij jonger dan 15 jaar zijn. Het buitenschuldbeleid voor amv’s, op basis waarvan een reguliere verblijfsvergunning kan worden verleend wanneer er geen adequate opvang is, zal na deze uitspraak ook gewijzigd moeten worden. Dit beleid geldt nu alleen voor kinderen die jonger dan 15 waren bij de asielaanvraag. Dit zal voortaan voor alle alleenstaande minderjarige vreemdelingen moeten gelden. Ook de huidige gedoogconstructie die toelaat dat kinderen jarenlang onrechtmatig en in onzekerheid in Nederland verblijven terwijl zij tegelijkertijd ook niet worden uitgezet, kan met de uitspraak van het Hof juridisch niet meer door de beugel.” Artikel 24, lid 2, van het Europees Handvest bepaalt dat bij alle handelingen in verband met kinderen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of particuliere instellingen, de belangen van het kind een essentiële overweging vormen. "Dit artikel gaat nu een belangrijkere rol spelen in zaken zoals die van TQ."