Scroll down
Als migratiejurist op de Kinderrechtenhelpdesk van Defence for Children kom ik vaak in aanraking met kinderen in schrijnende omstandigheden. Een zaak waarbij ik intensief was betrokken en die me altijd zal bijblijven, is die van Ndume, een jongetje van destijds drie jaar oud, geboren in Nederland.[1] Zijn ouders kwamen uit Bujumbura, de hoofdstad van Burundi. Ndume heeft een ernstige voedselallergie en is daarnaast gediagnosticeerd met autisme. Als gevolg daarvan weigert hij vaak te eten, waardoor ondervoeding continue op de loer ligt. Als hij het verkeerde voedsel eet kan Ndume bovendien stikken. Hulp is in zo’n geval binnen vijftien minuten noodzakelijk. In Nederland is zijn dood een keer ternauwernood voorkomen. Nadat hij melk had binnen gekregen, moest Ndume met grote spoed naar het ziekenhuis worden gebracht voor behandeling.
Zijn ouders hadden na aankomst in Nederland asiel aangevraagd. De IND, de Immigratie en Naturalisatiedienst, wees hun aanvraag af. Ndume moest met zijn ouders terug naar Burundi. Vanwege de medische situatie van de kleuter diende zijn advocaat een aanvraag in om de terugkeer van het gezin uit te stellen. In dit soort zaken vraagt de IND het Bureau Medische Advisering (BMA) om advies. Volgens het BMA moesten de ouders van Ndume de etiketten in Burundi maar goed controleren op de aanwezigheid van voedselallergenen. Met de wisselwerking tussen de ernstige voedselallergie en de autistische stoornis hield het BMA geen rekening. Daarnaast zou het ambulanceverkeer in Bujumbura volgens het BMA toereikend zijn als Ndume acute zorg nodig zou hebben. Op basis van dit advies, wees de IND het verzoek om uitstel van vertrek af.
De advocaat van Ndume vroeg onze Kinderrechtenhelpdesk vervolgens of wij het bezwaar tegen de afwijzing wilden ondersteunen met een kinderrechtenrapportage. Dat deed ik graag. Het toeval wilde dat onze zusterorganisatie ECPAT-Burundi in Bujumbura werkt. Dus toen ik mijn collega’s daar benaderde, bleek dat zij zich, op zijn zachtst gezegd, verbaasden over de argumenten van het BMA. Burundi is een van de armste landen ter wereld. Mensen kopen hun voedsel doorgaans op markten, waar informatie over de bestanddelen van voedingsmiddelen bijna geheel ontbreekt. Bovendien zijn ambulances onbetaalbaar voor gewone inwoners.
Deze informatie bleek cruciaal, want de rechtbank oordeelde dat de IND niet goed had onderzocht of er voor Ndume in Burundi wel adequate medische behandeling beschikbaar was. Wat volgde, was helaas geen toewijzing van Ndumes verzoek, maar een herhaling van zetten. Het BMA bracht opnieuw een negatief advies uit. Op basis daarvan wees de IND zijn aanvraag voor een medische verblijfsvergunning wederom af. Ik won op mijn beurt voor de tweede keer informatie in bij ECPAT-Burundi en schreef opnieuw een kinderrechtenrapportage. Gelukkig kwam het net niet tot een tweede zitting, omdat de IND daags daarvoor tot bezinning kwam.
Uiteindelijk kreeg Ndume, na meer dan vijf jaar procederen, een medische verblijfsvergunning. Het gezin heeft inmiddels een huis en er is eindelijk rust. Eind goed al goed voor deze jongen. Wat blijft, is het wrange gevoel dat de uitkomst vooral is bepaald door het toevallige bestaan van onze zusterorganisatie ECPAT-Burundi.
[1] Niet zijn echte naam.