Scroll down
Toen de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen nog van kracht was, werd bijna elk kind afgewezen. Daarom deden steeds minder kinderen en hun ouders een aanvraag op grond van die regeling.[1] In de laatste jaren dat die regeling bestond, ging het nog maar om enkele kinderen per jaar. Vrijwel zonder uitzondering werden die aanvragen afgewezen op het meewerkcriterium.[2] Dit criterium hield in dat je zelf aan je voldoende aan je terugkeer moest werken. Dit werd zo streng uitgelegd dat bijna niemand eraan voldeed.
Op 29 januari 2019 is de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen afgeschaft en is er in plaats daarvan een Afsluitingsregeling gekomen met andere criteria. In de Kamerbrief van februari 2020 schreef de staatssecretaris dat de aanvragen waren beoordeeld van 1100 kinderen en 1090 gezinsleden van die kinderen. In die brief stond ook dat aan 569 kinderen een vergunning werd verleend. Dat betekent dat aan 531 andere kinderen geen vergunning werd verleend. Gedurende de afhandeling van de aanvragen zijn enkele tientallen later alsnog in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning, bijvoorbeeld omdat hun bezwaar gegrond werd verklaard.
[1] Zie hiervoor de laatste Rapportage Vreemdelingenketen met de cijfers van 2013 tot en met de eerste helft van 2018: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/10/17/tk-bijlage-rapportage-vreemdelingenketen. NB: de cijfers in de tabel betreffen kinderen en gezinsleden samen. Bij de vermelde 130 inwilligingen gaat het in hooguit de helft van de gevallen om een kind.
[2] Zie voor meer informatie over de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen: M. Vegter en M. Van Werven, Terug bij Af. Staatssecretaris en Afdeling reduceren Kinderpardon tot dode letter. A&MR 2017-2, pp. 67-74. https://www.defenceforchildren.nl/actueel/publicaties/migratie/hoe-het-kinderpardon-een-dode-letter-werd Zie ook: https://demonitor.kro-ncrv.nl/onderzoeken/kinderpardon.
Wetenschappelijk onderzoek van Margrite Kalverboer (inmiddels Kinderombudsman) en Elianne Zijlstra (Rijkuniversiteit Groningen) uit 2006 toont aan dat kinderen na vijf jaar verblijf in Nederland niet meer zonder schade aan hun ontwikkeling uitgezet kunnen worden.[1] Wanneer een kind na vijf jaar niet heeft kunnen terugkeren of is uitgezet, moet het kind recht hebben op verblijf en een toekomst in Nederland. De onzekerheid en angst hebben dan lang genoeg geduurd. Dit is in 2017 onderstreept door een onderzoek van de Rijkuniversiteit Groningen en Defence for Children naar de situatie van uitgezette kinderen in Armenië.
In 2018 verscheen een nieuwe Schadenota van Van Os en Zijlstra van de Rijksuniversiteit Groningen en Scherder van de Vrije Universiteit Amsterdam.[2] In deze schadenota werd met talrijke verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek uiteengezet welke schade een kind oploopt, ook in neurologische zin, in het geval van uitzetting na langdurig verblijf in Nederland. De nota werd ondertekend door 38 wetenschappers van verschillende disciplines.
Het Kinderpardon zoals dat bestond (d.w.z. de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen) beschermde kinderen op geen enkele manier. Het was een dode letter, omdat bijna elk kind werd afgewezen. In januari 2019 werd, mede onder invloed van de Schadenota uit 2018, de Afsluitingsregeling van kracht, met gewijzigde criteria. Deze Afsluitingsregeling zou recht moeten doen aan de belangen van al die kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland zijn.
Inmiddels ligt de datum van de inwerkingtreding van de Afsluitingsregeling alweer tweeënhalf jaar achter ons en is duidelijk geworden dat enkele honderden gewortelde kinderen werden afgewezen. De Afsluitingsregeling is daarmee niet de oplossing die werd beoogd voor deze groep. De kinderen die werden afgewezen dreigen ernstig in hun ontwikkeling te worden geschaad wanneer zij daadwerkelijk uitgezet worden.
Problematisch aan de Afsluitingsregeling en het Kinderpardon in het algemeen, is dat dit gesloten regelingen zijn. Nu is er geen beleid meer waarop kinderen, die lang in Nederland verblijven en geen vergunning hebben, zich kunnen beroepen zodat hun kinderrechten gerespecteerd kunnen worden. De realisatie van kinderrechten mag niet afhankelijk zijn van een pardon. In plaats daarvan zou bij wet geregeld moeten zijn dat het belang van het kind voorop staat in alle verblijfsrechtelijke procedures.
[1] Kalverboer, M.E. & Zijlstra, A.E. (2006). De schade die kinderen oplopen als zij na langdurig verblijf in Nederland gedwongen worden uitgezet. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.
[2] https://www.rug.nl/news/2018/nieuwsberichten/1206-schadenota-geworteldekinderen-def.pdf
De regels van de Afsluitingsregeling zijn als volgt:
Uit de cijfers van de staatssecretaris blijkt dat sommige kinderen werden afgewezen omdat zij niet voldeden aan de voorwaarde van ten minste vijf jaar verblijf als kind na een asielaanvraag en voor de peildatum van 29 januari 2019. Uit die cijfers wordt niet duidelijk hoeveel kinderen zijn afgewezen omdat zij nog geen vijf jaar in Nederland waren, omdat ook kinderen die er wel vijf jaar of langer zijn maar geen asiel hebben aangevraagd onder deze groep afgewezen kinderen worden gerekend. Dit is niet uitgesplitst.
Tegelijkertijd is het zo dat kinderen die afgewezen zijn omdat zij op de peildatum nog geen vijf jaar in Nederland waren inmiddels wel (ruim) vijf jaar in Nederland verblijven. Het gesloten karakter van de Afsluitingsregeling heeft zo tot gevolg dat er zich opnieuw een groep kinderen vormt die zeer lang in Nederland verblijven, geen verblijfsvergunning hebben en ook geen beroep meer kunnen doen op een regeling.
Het lange verblijf van de kinderen in Nederland heeft verschillende oorzaken. Zo kunnen procedures bij de IND heel lang duren, of procederen ouders of de Nederlandse staat door omdat ze het niet eens zijn met een beslissing of een rechterlijke uitspraak. Op de Kinderrechtenhelpdesk van Defence for Children zijn zaken bekend waarin de eerste asielprocedure van een gezin al vijf jaar of meer in beslag namen waarbij de staatssecretaris meerdere keren in hoger beroep ging. Ook de overheid is in veel zaken mede debet aan de lange duur van procedures.
Het doel van een Kinderpardonregeling zou moeten zijn om te zorgen dat kinderen niet de dupe worden van de lange duur van procedures, of die nu veroorzaakt is door de overheid, door ouders of beide. Kinderen hebben hier zelf immers part nog deel aan. De autoriteiten hebben samen met de ouders vijf jaar de tijd om te werken aan een duurzame oplossing. Dit kan ook terugkeer naar het land van herkomst zijn wanneer dat veilig is. Na vijf jaar heeft de verblijfsonzekerheid lang genoeg geduurd en moeten de rechten van het kind voorgaan.
Volgens de hoogste bestuursrechter heeft de staatssecretaris vrijheid om zelf uitleg te geven aan de criteria van het Kinderpardon. Zo oordeelde de Raad van State in het kader van de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen (de vorige Kinderpardonregeling). Het Kinderpardon is namelijk niet vastgelegd in een wet, maar in een beleidsdocument. Dat geldt ook weer voor de Afsluitingsregeling. Volgens de Raad van State is bij het Kinderpardon sprake van zogenaamd ‘begunstigend beleid’. Er is dus veel beleidsvrijheid voor de staatssecretaris om de Regeling zo in te vullen en uit te voeren als zij zelf wil.
De kinderrechten moeten centraal staan. Er moet een oplossing komen voor alle gewortelde kinderen, dat wil zeggen kinderen die hier al vijf jaar of langer verblijven. Kinderrechtenorganisatie Defence for Children vindt het goed dat er met de Afsluitingsregeling een regeling is gekomen op basis waarvan veel kinderen die afgewezen werden onder de veel te strikte Definitieve Regeling (of zelfs maar helemaal geen aanvraag deden omdat die zou worden afgewezen) een nieuwe beoordeling hebben kunnen krijgen. Tegelijkertijd is Defence for Children bezorgd over het feit dat ook onder deze Afsluitingsregeling weer honderden aanvragen van kinderen zijn afgewezen.
Defence for Children is daarnaast bezorgd over het feit dat er met de (zeer tijdelijke) Afsluitingsregeling en de afschaffing van de Definitieve Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen geen beleid meer bestaat voor kinderen die na januari 2019 in Nederland geworteld raakten en in de toekomst zullen raken. Tegelijk met de afschaffing van de Definitieve Regeling is namelijk ook de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris, om in schrijnende zaken een vergunning te verlenen, afgeschaft. Het is hierdoor bijvoorbeeld onduidelijk hoe een ernstig gehandicapt kind dat voorheen een goede kans had om vanwege het schrijnende karakter van de situatie op basis van die bevoegdheid van de staatssecretaris toch verblijfsrecht te krijgen. Ook hebben met regelmaat kinderen die heel lang in Nederland verbleven op grond van die bevoegdheid verblijfsrecht gekregen.
De Afsluitingsregeling is een gesloten regeling waar nu geen beroep meer op mogelijk is. De discretionaire bevoegdheid is, hoewel het een oplossing kan zijn in een individuele zaak, in essentie een gunst van de staatssecretaris. Defence for Children pleit ervoor dat het respecteren van kinderrechten geen tijdelijke aangelegenheid mag zijn en ook geen gunst. Die plicht moet altijd gelden. Wanneer de ontwikkeling van een kind ernstig in gevaar is zou dit, net als in de Jeugdwet, consequenties moeten hebben in de verblijfsrechtelijke procedure. Er zou bij de beoordeling van die zaken een belangrijke rol moeten worden toebedeeld aan deskundigen op het gebied van de ontwikkeling van het kind. Een dergelijke onderzoek of advies moet dan ook leidend zijn, omdat de bescherming van kinderen te allen tijde voor moet gaan. Het is daarom belangrijk dat het belang van het kind, waaronder dat van gewortelde kinderen, stevig verankerd wordt in de Nederlandse vreemdelingenwet om daarmee tot een permanente oplossing te komen.