Scroll down
Twee verschillende groepen kunnen een Chavez aanvraag indienen:
Arrest Chavez-Vilchez (Zie HvJ EU10-05-2017, C-133/15, ECLI:EU:C:2017:354)
Artikel 21 lid 1 VWEU en artikel 7 Richtlijn2004/38/EG
Het formulier dat hiervoor gebruikt moet worden is aanvraagformulier 6006, deze is hier beschikbaar. De vreemdeling kan de aanvraag zelf indienen bij het IND-loket of opsturen per post naar Immigratie- en Naturalisatiedienst, Postbus 16, 9560 AA Ter Apel. De aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als de vreemdeling bij het IND-loket de kosten (leges) van de aanvraag betaalt. Is de vreemdeling een niet uit de EU afkomstige ouder van een minderjarig Nederlands kind? Dan kan deze informatie ingevuld worden als ‘uitzondering’ onder ‘doel van het verblijf in Nederland’.
De voorwaarden van een Chavez aanvraag zijn als volgt:
Werkinstructie 2018/4 & paragraaf B10/2.2. van de
HvJ EG 17 februari 2005, C-215/03, ECLI:EU:C:2005:95 (Oulane), punten 25 en 26
Uitspraak RB DH 7/8/2019- AWB 19/57 en AWB 19/2288
De IND kan een Chavez-aanvraag afwijzen vanwege de volgende redenen (B10/2.2 Vc2000):
In principe hanteert de IND het strikte vereiste dat de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit met een geldig paspoort of ander reisdocument kan aantonen. Uit jurisprudentie blijkt echter dat het in bepaalde gevallen mogelijk is om een Chavez aanvraag in te dienen zonder te beschikken over een paspoort of ander reisdocument. Zo kan het in strijd zijn met het Unirechtelijke evenredigheidsbeginsel (zie volgende vraag) wanneer onverkort wordt vastgehouden aan het paspoortvereiste in het geval van bijzondere individuele omstandigheden. In dat geval ligt de verantwoordelijkheid bij de vreemdeling om het bestaan van deze omstandigheden aannemelijk te maken.
Beleidsregels IND
R.o. 56 Chavez Vilchez, ECLI:EU:C:2017:354
R.o. 9 VK Rb Den Haag zp ’s-Hertogenbosch (mk), 12 juni 2020, AWB 18/9913, ECLI:NL:RBDHA:2020:6160, ve20001917
https://migrationlawclinic.org/2015/03/17/the-right-of-residence-under-directive-200438-of-the-spouse-of-a-union-citizen-in-the-absence-of-a-valid-passport/
Het evenredigheidsbeginsel uit artikel 20 VWEU houdt in dat de gevolgen van een besluit niet verder mogen gaan dan nodig is om het doel van dat besluit te bereiken. In het geval van Chavez betekent dit vereiste dat niet onverkort vastgehouden moet worden aan de vereiste voor de vreemdeling om zijn of haar identiteit en nationaliteit te bewijzen wanneer sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. In het bijzonder dient rekening gehouden te worden artikel 7 (de eerbiediging van het privé-leven en van het familie- en gezinsleven) en artikel 24(2) (het belang van het kind) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
R.o. 9 VK Rb Den Haag zp ’s-Hertogenbosch (mk), 12 juni 2020, AWB 18/9913, ECLI:NL:RBDHA:2020:6160, ve20001917)
C‑165/14 Alfredo Rendón Marín v Administración del Estado
In dit geval kan het evenredigheidsbeginsel (zie vorige vraag) worden aangevoerd. Het kan namelijk onevenredig bezwarend zijn voor de persoon in kwestie om af te reizen naar zijn of haar land van herkomst voor het afhalen van een paspoort. Hij of zij heeft haar identiteit en nationaliteit namelijk al eerder aangetoond. Bovendien zou de derdelander zijn of haar kind ofwel moet meenemen naar het land van herkomst ofwel moeten 'achterlaten' in Nederland.
04-07-2019, VK Rb Den Haag zp Utrecht (mk), AWB 18/7122, 18/7123, JV 2019/154, ECLI:NL:RBDHA:2019:6672
8-01-2019, Rb Den Haag zp Haarlem, AWB 18/7510 en 18/7511, ECLI:NL:RBDHA:2019:1462
12-06-2020, Rb Den Haag zp ’s-Hertogenbosch (mk), AWB 18/9913, ECLI:NL:RBDHA:2020:6160
Het bestaan van een zodanige afhankelijkheidsrelatie is één van de voorwaarden van een Chavez aanvraag. Om dit te onderbouwen moet de derdelander- ouder of vreemdeling aantonen welke daadwerkelijke zorg- en opvoedtaken hij of zij heeft voor het Nederlandse kind. Het is onvoldoende wanneer een derdelander-ouder of vreemdeling uitsluitend contact heeft met het kind. De opvoedtaken moeten namelijk een bepaalde mate van frequentie of regelmaat hebben.
Als de derdelander- ouder of vreemdeling geen of marginale daadwerkelijke zorg- en/of opvoedingstaken verricht, kan voor de IND aanleiding bestaan om onderzoek te laten doen naar de afhankelijkheidsverhouding tussen de derdelander ouder en het kind. Daartoe moeten, in het belang van het kind, alle betrokken omstandigheden in de beschouwing worden genomen. Meer in het bijzonder moet rekening gehouden worden met de leeftijd van het kind, zijn lichamelijke en emotionele ontwikkeling, de mate van zijn affectieve relatie zowel met de andere ouder met de Nederlandse nationaliteit als met de derdelander ouder, de aanwezigheid van eventuele beperkingen, het risico dat voor het evenwicht van het kind zou ontstaan indien het kind van de derdelander ouder zou worden gescheiden en de duur van het samenwonen van ouder en kind.
De bewijsstukken voor dit onderzoek kunnen worden aangeleverd zijn onder andere ouderschapsplannen, verklaringen van de school, het kinderdagverblijf, de GGD, de huisarts, de buren en de andere ouder, omgangsregelingen en foto’s waarop het ouder wordend kind te zien is.
https://ind.nl/Documents/Analyse%20Chavez-Vilchez.pdf
District Court Den Haag 28 August 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8811.
Migration Law Clinic, Expert opinion, Reviewing the application of Chavez-Vilchez in the Netherlands, November 2020, p. 18
CJEU 23 December 2009, C-403/09, Deticek.
NJCM, Input from the Dutch section of the International Commission of Justice (Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, NJCM) for the Public Consultation: EU Strategy on the Rights of the Child 2021-2024 7 December 2020, The Hague, The Netherlands, p. 7-8
De IND moet de expertise van de Raad voor de Kinderbescherming inroepen wanneer de IND twijfelt over de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie. De IND maakt daarentegen vrijwel nooit gebruik van deze mogelijkheid. Het is daarom aan te raden om in een zo vroeg mogelijk stadium de IND te attenderen op deze mogelijkheid, door bijvoorbeeld het volgende schriftelijk te verzoeken: “mocht er bij u twijfel zijn over de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie, verzoeken wij u de Raad voor de Kinderbescherming te benaderen voor het doen van onderzoek”.
District Court Den Haag 24 April 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3944, para 6
Migration Law Clinic, Expert opinion, Reviewing the application of Chavez-Vilchez in the Netherlands, November 2020, p. 18-19
Voor de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie bij een Chavez aanvraag is biologisch en/of juridisch ouderschap geen vereiste. Een niet juridisch of biologische ouder met een sterke gezinsband met een kind kan dus een Chavez aanvraag doen, mits dit voldoende aannemelijk is te maken.
Het is daarentegen wel relevant of de ouder de biologisch en/of juridisch ouder is, aangezien deze informatie wordt meegenomen bij de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie van het kind en de ouder.
Rechtbank Den Haag zp Arnhem, Zaaknummer 18/4239 en AWB 18/5852 (2 oktober 2018), ECLI:NL:RBDHA:2018:11833, JV 2018/190, para 14.3
Barbara Wegelin, ‘Belangen van kinderen geven doorslag bij verblijfsaanvragen van derdelander-ouders: Een jaar na Chavez-Vilchez’, A&MR 2018 Nr. 6-7. Link: https://www.everaert.nl/images/pdf/BW_1806_Een_jaar_na_Chavez-Vilchez_AMR_6-7.pdf
Door erkenning ontstaat formeel een familierechtelijke (juridische) band tussen het kind en de ouder. Het is met name belangrijk om een kind te erkennen wanneer de ouders niet met elkaar zijn gehuwd of geen sprake is van een geregistreerd partnerschap. Het kind kan bij de gemeente worden erkend. Dit kan op verschillende momenten plaatsvinden: tijdens de zwangerschap (de ongeboren vrucht), gelijktijdig met de geboorteaangifte of na de geboorte. De gemeente vraagt in veel gevallen om bewijsmiddelen om de betrokkenheid van de vermeende ouder aan te tonen, zoals foto’s en eigen verklaringen.
Het gezag over het kind is daarentegen hiermee nog niet geregeld. Om ook wettelijk vertegenwoordiger te worden kan er vanaf elk moment na de geboorte gezamenlijk gezag aangevraagd worden via https://www.rechtspraak.nl/. De moeder moet bij het eerste gezamenlijke kind in persoon aanwezig zijn om toestemming te geven voor deze erkenning. Als de moeder geen toestemming wil geven voor erkenning, kan de rechtbank een DNA-onderzoek laten doen om vast te stellen wie de vader is van het kind. Door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ontstaat vervolgens een familierechtelijke band tussen de verwekker en het kind.
Bij twijfel over erkenning of gezag wordt aanbevolen om te overleggen met de AVIM of de IND alvorens een beslissing te nemen.
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/erkenning-kind
https://nvvb.nl/nl/nieuws/twijfel-bij-erkenning-ongeboren-vrucht/
De Nederlandse wet en de IND hanteren geen tijdscriterium voor een Chavez aanvraag wanneer een derdelander- ouder of vreemdeling de Nederlandse nationaliteit verkrijgt.
Het kind verkrijgt Nederlanderschap vanaf het moment dat de derdelander- ouder of vreemdeling het kind erkend na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar.
Artikel 4(2) Rijkswet op het Nederlanderschap
Hoge Raad 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2377, R.O. 4.2.2
Het verblijfsrecht van een derdelander kan in dit geval pas na de geboorte van het kind worden geregeld.
Pieter Boeles, ‘Vraag & Antwoord – Kan een zwangere derdelander-ouder na erkenning van de ongeboren vrucht door een Nederlander een beroep doen op het verblijfsrecht van Chavez-Vilchez’, A&MR, 2019-5.
Als een niet-Unieburger een verblijfsvergunning in een ander EU-land heeft, dient bij de aanvraag te worden aangetoond door de IND of de kinderen daadwerkelijk in het EU-land waar de ouder een vergunning heeft terecht kunnen. Het betreft hierbij een afweging op grond van objectieve bewijsmiddelen, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de toegang tot huisvesting en onderwijs.
Rechtbank Den Haag zp Rotterdam, AWB 18/2771 (18 april 2019)
Op grond van artikel 20VWEU betreft een beroep op Chavez een aanvraag voor verblijf bij een Unieburger, ongeacht welke lidstaat. In dit geval dient de nationale rechter zelf te achterhalen of de Unieburger in het specifieke geval de mogelijkheid heeft om de andere, wel EU lidstaat te gaan wonen met zijn familielid- of leden. De Unieburger mag niet worden uitgezet als dit niet mogelijk is.
HvJ EU 13 september 2016, nr. C-165/14, JV 2016/301 en 2016/302, ve16001812
In principe is het verblijfsrecht dat op grond van Chavez verkregen wordt gebaseerd op het bestaan van een afhankelijkheidsverhouding met een minderjarige. Dit verblijfsrecht is dus tijdelijk van aard. Een houder van een afgeleid verblijfsrecht op grond van Chavez komt ook niet in aanmerking voor een duurzaam verblijfsrecht na vijf jaar.
Toch zijn er enkele verblijfsrechtelijke mogelijkheden:
Let op: na 10 jaar vervalt bovenstaande inkomenseis en kan de aanvraag worden ingediend als wel aan de andere (inburgerings)voorwaarden is voldaan.
Het intrekken van een Chavez verblijfsrecht nadat het Nederlands kind 18 jaar is geworden kan een inbreuk zijn op het familie- en gezinsleven en of het privéleven van de vreemdeling. Een verblijf op grond van artikel 8 EVRM hoeft – in tegenstelling tot een verblijf op grond van Chavez – niet van tijdelijke aard te zijn. Het is daarom te adviseren om een aanvraag ‘wijziging verblijfsdoel’ naar artikel 8 EVRM al te doen wanneer het kind bijna 18 jaar wordt.
(Zie ook IND werkinstructie 2015/4 voor de voorwaarden en criteria waaraan de IND toetst met betrekking tot 8-EVRM).
Personen met verblijf op grond van Chavez hebben geen inburgeringsplicht. Om de kans op voortgezet verblijf te vergroten is het daarentegen aan te raden om wel vrijwillig in te burgeren. Hiervoor kan een aanvraag ingediend worden bij DUO voor een lening van € 10.000. Deze lening zal niet worden kwijtgescholden, zoals bij asielgerechtigden wel gebeurt.
Tabel 1: De verblijfsrechtelijke mogelijkheden wanneer het verblijf op grond van Chavez vervalt nadat een kind 18 jaar is geworden
Noot P. Boeles bij ABRvS, 2 mei 2018, nr. 201704963/1/V3, JV 2018/123, ve18001007
Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 28 maart 2019, nummer WBN 2019/1, p. 9 en 10
IND, RWN Berichten, Nummer 6, 5 november 2018
Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen
Werkinstructie 2020/16: voorwaarden en criteria waaraan de IND toetst met betrekking tot 8-EVRM
Rechtbank Den Haag (zittingsplaats Amsterdam), 24 november 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:11918: Prejudiciële vragen over Chávez-Vilchez verblijfsrecht
Een derdelander- ouder of een vreemdeling heeft recht op de volgende voorzieningen als deze een Chavez verblijfsdocument krijgt: