Raad van State: Voordeel van de twijfel leidend beginsel bij leeftijdsbepaling
De Raad van State heeft een belangrijke uitspraak gedaan over leeftijdsbepaling van niet-begeleide jongeren die in Nederland om asiel vragen. Volgens de hoogste bestuursrechter mag Nederland niet zonder meer uitgaan van eerdere leeftijdsbepalingen van een ander EU-land (het ‘interstatelijk vertrouwensbeginsel’) als er twijfel bestaat over de leeftijd van een gevluchte jongere. In zulke gevallen moet de jongere onder bepaalde omstandigheden het voordeel van de twijfel krijgen, zoals vastgelegd in het EU-recht en het VN-kinderrechtenverdrag. Defence for Children Nederland vindt dit een belangrijke stap voor het beter waarborgen van kinderrechten van minderjarige vluchtelingen. Deze uitspraak kwam in een zaak over een Malinese jongere wiens minderjarigheid ter discussie stond.
Achtergrond van de zaak
De zaak bij de Raad van State draait om de vraag of Nederland kan afgaan op de leeftijd van een jongere die in een andere EU-lidstaat is geregistreerd. Dit wordt gedaan op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat lidstaten in principe mogen uitgaan van de correcte toepassing van Europese regelgeving in andere EU-landen bij de behandeling van asielaanvragen.
Het vaststellen van de juiste leeftijd in asielprocedures is heel belangrijk, omdat minderjarigen recht hebben op extra bescherming en begeleiding zoals procedurele waarborgen, opvang, onderwijs, de aanstelling van een voogd, zorg en andere sociale voorzieningen voor minderjarigen.
In deze zaak ging het om een jongere uit Mali die om asiel vroeg in Nederland. Uit onderzoek bleek dat er al leeftijdsregistraties in andere EU-landen hadden plaatsgevonden en dat deze allemaal op meerderjarig wezen. De vraag is nu of dat had mogen gebeuren op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Wat zegt het VN-Kinderrechtencomité over leeftijdsbepaling?
Het VN-Kinderrechtenverdrag (IVRK) kent geen specifieke bepalingen die zien op leeftijdsbepaling. Wel is artikel 3 IVRK van belang waarin staat dat het belang van het kind voorop staat bij alle maatregelen die kinderen betreffen. Ook artikel 22 IVRK speelt een rol, wat ziet op het recht dat ieder kind dat asiel zoekt of erkend is als vluchteling, bijzondere bescherming en bijstand heeft, ongeacht of hij of zij alleenstaand of bij zijn ouders is.
Leeftijdsbepaling komt wel aan bod in General Comment nr. 6. In General Comments geeft het Comité uitleg over de interpretatie van artikelen uit het IVRK. In General Comment nr. 6, dat specifiek ingaat op de behandeling van niet-begeleide kinderen buiten hun land van herkomst, stelt het Comité dat bij blijvende onzekerheid over de leeftijd, het individu het voordeel van de twijfel moet krijgen. Als er een mogelijkheid is dat iemand een kind is, moet hij of zij ook als kind worden behandeld.
Wat oordeelt de Raad van State over kinderrechten?
De Raad van State constateert dat de manier waarop de leeftijd van een asielzoeker wordt vastgesteld niet op Europees niveau is geregeld. Dit betekent dat de Nederland zelfstandig moet bepalen of iemand minderjarig is, ook als er in een andere lidstaat al een leeftijdsbeoordeling is gedaan.
Volgens de Raad van State zijn grondig leeftijdsonderzoek en zorgvuldige procedures essentieel om de rechten van kinderen te waarborgen: “Nationale, Europese en internationale regels ter bescherming van de rechten van het kind gelden namelijk pas als iemand wordt geïdentificeerd als een kind. Als in een procedure niet wordt onderkend dat iemand minderjarig is, kan dat tot een schending van zijn rechten leiden”(r.o. 6.2).
De Raad verwijst naar het K en L-arrest van het Europese Hof van Justitie, dat stelt dat het belang van het kind niet alleen centraal moet staan bij de inhoudelijke beoordeling van verzoeken waar kinderen bij zijn betrokken, maar ook moet doorwerken in de besluitvormingsprocedures, door middel van specifieke procedurele waarborgen. Volgens de Raad van State gaan “de rechten van het kind […] dus ook over het bieden van specifieke procedurele waarborgen voor de wijze waarop de leeftijd van een gesteld minderjarige moet worden bepaald. Daarbij is een van de waarborgen dat bij twijfel over de minderjarigheid moet worden uitgegaan van minderjarigheid om de rechten van het kind effectief te beschermen” (r.o. 2.4).
De Raad van State concludeert dat de minister van Asiel en Migratie bij leeftijdsonderzoek rekening moet houden met het belang van het kind, zoals vastgelegd in artikel 24 van het EU-Handvest en artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag. Als er geen overtuigend bewijs is, moet de minister onder bepaalde omstandigheden het voordeel van de twijfel aan de jongere geven.
Een mooie stap voor kinderrechten in Nederland
Defence for Children Nederland is blij met de uitspraak, omdat de nationale bestuursrechter de nadruk legt op het belang van het waarborgen van de rechten van kinderen. Een te zware bewijslast voor jongeren om hun leeftijd te bewijzen, zou kinderrechten kunnen ondermijnen. Met deze uitspraak wordt aan het belang van niet-begeleide jongeren onder andere tegemoetgekomen via het principe van het voordeel van de twijfel. In plaats van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, is het uitgangspunt nu dat degenen die zeggen kind te zijn onder bepaalde omstandigheden het voordeel van de twijfel moeten krijgen. Deze uitspraak biedt een belangrijke procedurele waarborg voor kinderen die in internationale bescherming zoeken. Defence for Children Nederland hoopt dat de minister op grond van de samenwerkingsplicht jongeren zal bijstaan bij het bewijzen van hun gestelde minderjarigheid, en hen daadwerkelijk als kind behandelt totdat in rechte vaststaat dat ze niet minderjarig zijn.
Meer informatie
De uitspraak van de Raad van State
Het informatiebericht van de IND
General Comment nr. 6 van het VN-Kinderrechtencomité