Onderzoek naar adequate opvang voor onbegeleide kinderen moet ‘voortvarend’
Om onbegeleide kinderen zo kort mogelijk in onzekerheid te laten over hun verblijfssituatie, moet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voortvarend te werk gaan bij het onderzoek naar adequate opvang in het land van terugkeer. De staatssecretaris mag het onderzoek niet achterwege laten om het kind als het meerderjarig is geworden, alsnog uit te zetten. Als het onderzoek te lang duurt, kan de advocaat van het kind de duur ervan zo nodig ter toetsing voorleggen aan de rechter. Dit besliste de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onlangs in hoger beroep in de zaak TQ. Naar het oordeel van de Raad van State geldt de verplichting voor álle onbegeleide minderjarigen. Eerder onderzocht de staatssecretaris alleen of er in het land van terugkeer adequate opvang voorhanden was voor kinderen die, toen ze in Nederland bescherming vroegen, jonger waren dan vijftien jaar.
De achtergrond
De rechtbank Den Bosch stelde het Hof van Justitie van de Europese Unie in 2019 vragen over de verplichting van de staatssecretaris om onderzoek te doen naar adequate opvang in het land van terugkeer van een onbegeleid kind. Het Europese Hof beantwoordde deze vragen in het baanbrekende TQ-arrest van 14 januari 2021. Volgens het Hof moeten lidstaten onderzoeken of er in het land van terugkeer adequate opvang beschikbaar is, voordat zij een terugkeerbesluit mogen opleggen. Bij dat onderzoek moet rekening worden gehouden met het belang van het kind en mag geen onderscheid worden gemaakt naar leeftijd. De rechtbank Den Bosch deed vervolgens op 15 februari 2021 uitspraak in de zaak, waarna de staatssecretaris in hoger beroep ging.
De uitspraak in hoger beroep
Op 23 september 2021 vond de zitting in hoger beroep plaats bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter. Voor deze zitting schreef Defence for Children een expertopinie, die door de advocaten werd ingebracht in de procedure. Ruim acht maanden na die zitting volgde op 8 juni 2022 de uitspraak. De Raad van State oordeelt dat het van cruciaal belang is dat onbegeleide minderjarigen snel duidelijkheid krijgen over hun verblijfsstatus: of een terugkeerbesluit of een buitenschuldvergunning wegens het ontbreken van adequate opvang in het herkomstland. Kinderen mogen volgens de rechter niet onnodig lang in onzekerheid blijven over hun verblijfsstatus, omdat dit in strijd is met het belang van het kind. De eerder door de staatssecretaris gehanteerde termijn van drie jaar na indiening van de verblijfsaanvraag, vindt de Raad van State te lang. De duur van het onderzoek kan voortaan in beroep (in het kader van de afgewezen asielaanvraag) door de advocaat van het kind ter toetsing worden voorgelegd aan de rechter.
Marie Christine Alting von Geusau, juridisch medewerker Kinderrechten en migratie: “Het is mooi dat de rechter bevoegd is de duur van het onderzoek te toetsen, omdat dit een stok achter de deur is voor de staatssecretaris om daadwerkelijk voortvarendheid te betrachten bij dat onderzoek.”
Daarnaast oordeelt de Raad van State dat Nederland de situatie van de onbegeleide minderjarige per geval moet toetsen en geen onderscheid mag maken in de leeftijd van de minderjarige. Voorheen deed de staatssecretaris alleen onderzoek bij kinderen die jonger waren dan vijftien jaar toen ze in Nederland een asielaanvraag deden. Tot slot mag de staatssecretaris niet wachten tot het kind meerderjarig wordt om de dan achttienjarige alsnog uit te zetten zonder dat er onderzoek naar adequate opvang heeft plaatsgevonden.
Nieuw terugkeerbeleid voor onbegeleide kinderen moet van tafel
Op 20 december 2021 stuurde de vorige staatssecretaris een brief aan de Tweede Kamer waarin het naar aanleiding van het TQ-arrest geformuleerde nieuwe beleid uiteen wordt gezet. Het voornemen het vertrek van onbegeleide minderjarigen zonder terugkeerbesluit uit te stellen, leidde tot Kamervragen van verschillende politieke partijen. De huidige staatssecretaris reageerde per brief van 7 april 2022. In zijn antwoorden stelt ook hij terugkeer centraal in plaats van het belang van het kind. Defence for Children vindt dit onbevredigend, omdat de onzekerheid van kinderen over hun toekomst feitelijk in stand wordt gehouden. Dit is, zo stelden wij in ons artikel van 29 april 2022, in strijd met het belang van het kind, zoals het Europese Hof in het TQ-arrest ook duidelijk aangaf.
Ondanks het feit dat de Raad van State zich in de uitspraak van 8 juni 2022 niet uitspreekt over het TQ-beleid van de staatssecretaris, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat de ‘uitstel van vertrek-constructie’ van tafel moet. Volgens de Raad van State is er pas sprake van uitstel van vertrek wanneer er daadwerkelijk een vertrekplicht is. Deze plicht is er pas als is vastgesteld dat er adequate opvang in het land van herkomst is. De staatssecretaris zal met deze uitspraak in de hand zijn beleid opnieuw moeten formuleren.
We zijn er nog niet
In de uitspraak zet de hoogste bestuursrechter het toetsingskader zoals volgt uit het TQ-arrest uiteen, maar de Raad van State heeft zich nog niet uitgesproken over alle aspecten van het TQ-beleid. “Nu moeten de rechtbanken hier nog wat van vinden en dan de Afdeling bestuursrechtspraak weer, dus rechtszekerheid is nog niet gegeven met deze uitspraak”, aldus Van Lokven, de rechter die de prejudiciële vragen stelde aan het Europese Hof. Volgens Van Lokven heeft de rechtspraak zich tot op heden alleen bezig hoeven houden met de gevolgen van het TQ-arrest voor het verblijfsrecht: “TQ is als het gaat om de eisen aan (het onderzoeken en beoordelen van) adequate opvang minstens zo belangrijk en dit blijkt nog niet voldoende uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter.”
Marie Christine Alting von Geusau: “Hoewel we er nog niet zijn met de uitspraak en deze genoeg discussiepunten oproept, is het wel een stap in de goede richting. De uitspraak biedt aanzienlijk meer perspectief voor onbegeleide kinderen dan het in december 2021 geformuleerde terugkeerbeleid van de staatssecretaris.”
Meer informatie:
- Ons artikel van 1 januari 2022 naar aanleiding van de door de staatssecretaris geschreven beleidsbrief van 20 december 2021
- Ons artikel van 24 maart 2021 over de noodzaak het terugkeerbeleid met betrekking tot onbegeleide kinderen aan te passen
- Ons artikel van 29 april 2022 waarin we stellen dat het nieuwe terugkeerbeleid van de staatssecretaris nog steeds onvoldoende rekening houdt met het belang van het kind
- De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2022