Nieuw terugkeerbeleid vluchtelingenkinderen houdt nog steeds onvoldoende rekening met belang van het kind
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Eric van der Burg beantwoordde op 7 april 2022 Kamervragen naar aanleiding van het nieuwe terugkeerbeleid voor onbegeleide minderjarigen (amv’s). Defence for Children vindt de antwoorden onbevredigend, want het aangekondigde beleid verlengt alleen maar de onzekerheid over de toekomst van deze kinderen. Dit is in strijd met het belang van het kind. Ook de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (ACVZ) constateert in een recente signalering dat de beleidsaanpassing nog steeds niet voldoet aan Europese wetgeving.
Eind vorig jaar voerde de vorige staatssecretaris Broekers-Knol het ‘uitstel van vertrek’-beleid in na een tik op de vingers door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU). In de zaak TQ oordeelde het Hof begin 2021 dat het Nederlandse terugkeerbeleid voor onbegeleide minderjarigen niet in lijn is met het belang van het kind. In een brief aan de Tweede Kamer liet de staatssecretaris op 20 december 2021 weten dat onbegeleide minderjarigen nu niet meer mogen worden uitgezet hangende een onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst.
Belang van het kind
In het nieuwe beleid neemt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een besluit over het verlenen van een verblijfsvergunning aan een kind apart van overwegingen over de veiligheid en welzijn van het kind bij terugkeer. Zolang dit onderzoek niet afgerond is, wordt het kind ‘uitstel van vertrek’ verleend. Dit is een constructie die maakt dat het kind rechtmatig verblijf krijgt terwijl Nederland de beschikbaarheid van adequate opvang bij terugkeer onderzoekt.
Defence for Children stelde eerder dat de beleidswijziging op geen enkele wijze recht doet aan de uitspraak van het Hof waarin de nadruk wordt gelegd op een duurzame oplossing. De antwoorden van staatssecretaris Van der Burg op de Kamervragen wijzen er niet op dat het belang van het kind eindelijk centraal komt te staan na de uitspraak van het Europese Hof. De staatssecretaris schrijft namelijk: “Uit de uitspraken van het HvJEU volgt niet dat het belang van het kind voorop gesteld dient te worden.”
Onduidelijkheid over toekomst
Onbegeleide kinderen vragen aan Nederland bescherming in een asielprocedure. Door een ‘uitstel van vertrek’ te verlenen, waarmee het kind alleen een tijdelijk en eventueel verlengbaar rechtmatig verblijf verkrijgt, blijft het onzeker waar het kind aan zijn toekomst zal kunnen gaan bouwen. Die onduidelijkheid in combinatie met langdurige procedures kunnen ervoor zorgen dat deze kinderen hun eigen weg gaan, buiten het asielsysteem. Dit kan een oorzaak zijn van het vertrek van minderjarigen uit de asielopvang zonder begeleiding of zorg.
In de brief aan de Tweede Kamer staat dat in de afgelopen drie jaar 270 van de 340 onbegeleide kinderen die te maken kregen met een afwijzing en die in beeld waren bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) "zelfstandig [zijn] vertrokken zonder toezicht”. Omdat de autoriteiten niet weten waar deze kinderen zich bevinden, lopen zij een verhoogd risico om slachtoffer te worden van mensenhandel of uitbuiting. Het recente onderzoek van Proeftuin Migratieketen (2019) laat zien dat tussen 2015-2018 twintig procent van de 1750 onbegeleide kinderen die uitstroomden bij het Centrale Orgaan opvang Asielzoekers (COA) met “onbekende bestemming” verdween.
Onderzoek naar opvang en zorg
De IND en DT&V moeten volgens het nieuwe ‘uitstel van vertrek’- beleid onderzoeken of er sprake is van adequate opvang en zorg in het land van herkomst. Wanneer terugkeer niet in het belang van het kind is, dient Nederland het kind alsnog verblijf te verlenen en te steunen bij integratie in de Nederlandse maatschappij. Maar de vorige staatssecretaris schreef in haar brief aan de Kamer: “Het toekomstperspectief (blijft) voor de [onbegeleide minderjarige] die niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning helder; namelijk terugkeer naar het land van herkomst.”
Defence for Children meent dat dit juist voor extra onzekerheid zorgt bij het kind. Zolang het onderzoek van de IND en de DT&V over de opvang in het land van herkomst niet is afgerond, is niet zeker of het kind teruggestuurd wordt. Rechtmatig verblijf middels ‘uitstel van vertrek’ kan na 6 of 12 maanden dus alsnog leiden tot terugkeer, wat grote onzekerheid voor het kind betekent. Het bereiken van volwassenheid tijdens deze periode zou ook kunnen leiden tot (eventueel) gedwongen uitzetting. Het kind kan zich niet volledig overgeven aan het bouwen aan een toekomst, zijn of haar leven staat zo in een wachtstand.
‘Buiten schuld’-verblijfsvergunning
Als uit het onderzoek blijkt dat de opvang in het land van herkomst niet adequaat is, kan het kind mogelijk aanspraak maken op een zogenaamde ‘buiten schuld’-verblijfsvergunning, waardoor het toch in Nederland kan blijven. Dit is een welkome ontwikkeling, maar stelt niet het kind centraal. Het legt onder meer de verantwoordelijkheid weer bij het kind dat nieuwe procedures moet aanspannen om die vergunning uiteindelijk te bemachtigen.
Ook kan de uitwerking hiervan leiden tot discriminatie van kinderen op grond van hun leeftijd. Want deze bijzondere buitenschuldvergunning kan alleen verstrekt worden aan kinderen die op het moment van aanvragen jonger dan 15 jaar zijn. Kinderen ouder dan 15 komen hier dus per definitie niet voor in aanmerking: voor hen geldt het algemene buitenschuld beleid (hetzelfde als voor volwassenen). Voor kinderen boven de 15 speelt de beschikbaarheid van adequate opvang in deze procedure echter geen rol.
Geen onderscheid in leeftijd
Ook het rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) dat verscheen op 15 april 2022, uit stevige kritiek op dit deel van het beleid. De commissie concludeert dat onderscheid tussen leeftijdsgroepen niet in lijn is met Europese wetgeving: “uit TQ [blijkt] dat er geen onderscheid naar leeftijd mag worden gemaakt bij de beoordeling van adequate opvang”.
Uit de signalering van de ACVZ blijkt bovendien dat het nieuwe beleid nog steeds in strijd is met het Europees recht: “In de oude situatie moesten ze zonder uitstel van vertrek wachten op uitzettingshandelingen tot ze meerderjarig werden, nu wachten ze met uitstel van vertrek tot het moment dat een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd, of tot ze meerderjarig worden.”
Er zijn gevallen bekend waarbij ‘uitstel van vertrek’ net zolang verlengd wordt totdat het kind 18 jaar is, en de procedure niet meer toepasbaar is. Daarom moet volgens de ACVZ de beoordeling van de beschikbaarheid van adequate opvang al voor het nemen van een terugkeerbesluit worden onderzocht. Bij die beoordeling moet vervolgens nader onderzoek plaatsvinden naar de vraag of deze opvang in het belang van het kind is.
Beleid moet worden aangepast
Defence for Children is het eens met de kritiek van de ACVZ. De onzekerheid van dit beleid vormt een belemmerende factor voor de ontwikkeling van deze kinderen en moet daarom worden aangepast. Het zou beter zijn als het onderzoek naar opvang in het land van herkomst geïntegreerd wordt in de algemene asielprocedure en onderzocht wordt of die opvang ook daadwerkelijk in het belang van het kind is.
Zo wordt recht gedaan aan wat het HvJEU stelt: in alle fasen van de procedure moet rekening worden gehouden met het belang van het kind, waarbij er een algemene en grondige beoordeling van de situatie van elke onbegeleide minderjarige moet worden gemaakt. Dit heeft als gevolg dat het kind niet in zijn belangen wordt geschaad en niet onnodig lang in onzekerheid verkeert.
Meer informatie:
- Antwoorden van de staatssecretaris Justitie en Veiligheid op Kamervragen 7 april 2022
- Kamerbrief 20 december 2021 Uitstel van vertrek voor onbegeleid minderjarigen
- Analyse Proeftuin Migratieketen 2019: Alleenstaande minderjarige vreemdelingen die met onbekende bestemming vertrekken
- Adviescommissie Vreemdelingenzaken: Amv-beleid is (nog steeds) in strijd met EU-Terugkeerrichtlijn
- Jaar na uitspraak Hof nog steeds geen kindvriendelijk beleid voor alleenstaande minderjarigen