Scroll down

Alternate Text
Blog banner

Inclusief onderwijs in 2020: visie of vrijblijvendheid?

Timo Veldman

Juridisch adviseur Jeugdrecht

Vraag een gemiddelde voorbijganger naar de belangrijkste kinderrechten en de kans is groot dat het recht op onderwijs genoemd wordt. Maar in Nederland wordt dit fundamentele recht natuurlijk goed gewaarborgd, toch? De realiteit is anders: een groot aantal kinderen krijgt geen passend onderwijsaanbod en zit thuis, inclusieve scholen hebben te maken met wettelijke belemmeringen, daadwerkelijke maatregelen voor de ontschotting van onderwijs en zorg blijven vooralsnog uit. Daarnaast is het nog altijd stil rond de wettelijke verankering van het leerrecht. En – last but not least – ook een daadwerkelijke en effectieve aanpak van het nijpende lerarentekort blijft achterwege, met steeds verderstrekkende gevolgen voor de kwaliteit van en de toegang tot onderwijs. Deze ontwikkelingen staan haaks op het recht op onderwijs in een inclusief onderwijssysteem, vastgelegd in het internationale kinderrechtenkader. En waar het internationale kinderrechtenkader visie en vooruitgang vereist, wordt de houding van de regering gekenmerkt door vrijblijvendheid en vooruitschuiven. In 2020, het jaar waarin het systeem van passend onderwijs wordt geëvalueerd en (hopelijk) duidelijk wordt hoe de regering naar de wettelijke verankering van het leerrecht kijkt, moet dit anders.

Inclusief onderwijssysteem

Op grond van het VN-Kinderrechtenverdrag heeft ieder kind recht op onderwijs en dient het onderwijs onder meer gericht te zijn op de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en de geestelijke en lichamelijke vermogens van elk kind. De regering moet daarbij zorgen voor gelijke kansen. Specifiek en aanvullend voor kinderen met een handicap is vastgelegd dat zij recht hebben op daadwerkelijke toegang tot onderwijs. Voor deze doelgroep zou ‘inclusief onderwijs’ het doel moeten zijn. Op grond van het VN-Verdrag voor de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH), dat in 2006 ondertekend en in 2016 officieel bekrachtigd werd door Nederland, is inclusief onderwijs nu ook een recht: het omvat het recht op onderwijs in een inclusief onderwijssysteem. Dit betekent dat de regering moet zorgen voor een systeem waarin kinderen in beginsel samen naar een school in de buurt gaan en daar zorg en ondersteuning op maat ontvangen. Het VRPH-Comité maakt duidelijk dat het in stand houden van twee systemen, regulier naast speciaal onderwijs, niet verenigbaar is met het recht op inclusief onderwijs. Een ‘gesegregeerd’ systeem van regulier en speciaal onderwijs, zoals het huidige Nederlandse systeem van passend onderwijs, zou dus stapsgewijs moeten transformeren naar één inclusief systeem, waarin de kennis en expertise uit het speciaal (specialistisch) onderwijs niet verloren gaat maar op een nieuwe manier ingezet wordt. Leraren moeten voldoende ondersteund worden. Ook flexibiliteit of ‘aanpasbaarheid’ is volgens het VRPH-Comité één van de kerneigenschappen van een inclusief systeem. Een combinatie van onderwijs en zorg zou voor kinderen die (tijdelijk) niet in een klassikale schoolsetting passen, bijvoorbeeld door een trauma of complexe internaliserende problematiek, maar op een andere manier in een specialistische setting wél kunnen leren, dan ook beter gefaciliteerd moeten worden. Het systeem moet zich aanpassen aan het kind, in plaats van andersom.

Visie of vrijblijvendheid?

Met de invoering van passend onderwijs in 2014 is nooit inclusief onderwijs beoogd, zo werd door onderwijsminister Slob onlangs weer expliciet bevestigd in de voortgangsrapportage passend onderwijs. En ook na herhaaldelijke aanbevelingen van het College voor de Rechten van de Mens, nationale toezichthouder op de naleving van het VRPH, om een duidelijke definitie van inclusief onderwijs op te nemen in onderwijswetgeving en inclusief onderwijs te hanteren als uitgangspunt van het onderwijsbeleid bleef het omarmen van de norm en een visie op de weg daarnaartoe uit. Maar gloort er inmiddels dan toch wat licht aan de horizon? Minister Slob spreekt in diezelfde voortgangsrapportage passend onderwijs wel van ‘steeds meer aandacht voor inclusief onderwijs’ en stelt dat het uitgangspunt ‘regulier waar kan, speciaal waar moet’ niet meer aan ieders verwachtingen lijkt te voldoen. In de voortgangsrapportage over de implementatie van het VRPH wordt duidelijk dat ‘een visie op inclusiever onderwijs’ betrokken zal worden bij de evaluatie van passend onderwijs in 2020. En in het onlangs verschenen Nationaal Actieplan Mensenrechten wordt zelfs gesteld dat het thema inclusief onderwijs ‘één van de belangrijkste speerpunten’ van de evaluatie passend onderwijs zal zijn.

Kinderrechten centraal

Vanuit kinderrechtenperspectief staat vast dat 2020 eindelijk het jaar van visie en vooruitgang moet worden. De regering zal expliciet de juridische implicaties van het VRPH mee moeten nemen in het kader van de evaluatie passend onderwijs en verantwoorden hoe passend onderwijs zich daartoe verhoudt. Met de evaluatie van passend onderwijs en de wettelijke verankering van het leerrecht voor de deur, is het aan de regering om daadwerkelijke maatregelen te nemen. In dat kader zijn een helder plan met tijdspad en concrete, meetbare doelstellingen voor de stapsgewijze verwezenlijking van inclusief onderwijs en een wettelijke definitie daarvan minimale vereisten.

Dit blog is een bewerking van het artikel Vijf jaar ‘passend onderwijs’: een kinderrechtenperspectief dat in november 2019 in het Tijdschrift voor Jeugdrecht verscheen. 

Meer informatie

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Door gebruik te maken van onze website gaat u akkoord met ons beleid. Privacy verklaring
Ja
Nee