Pleegrechten voor (pleeg)kinderen
Op 8 oktober promoveert Kartica van der Zon, oud medewerker van Defence for Children, aan de Universiteit Leiden op haar proefschrift ‘Pleegrechten voor kinderen’. In het proefschrift beschrijft Van der Zon welke kinder- en mensenrechten kinderen, die in het kader van een ondertoezichtstelling in een pleeggezin zijn geplaatst, hebben. Ook onderzoekt zij in hoeverre de Nederlandse wet deze rechten beschermt. Van der Zon concludeert dat de Nederlandse wet- en regelgeving normaal gesproken niet conflicteert met de mensenrechten van pleegkinderen, maar dat zij wanneer hun rechten niet worden nageleefd weinig mogelijkheden hebben om voor die rechten op te komen.
Vier belangrijke beslissingen
In het proefschrift wordt beschreven wat de rechten van pleegkinderen zijn aangaande vier belangrijke beslissingen over hun leven. Van der Zon kijkt daarbij naar (1) de beslissing om het kind uit huis te plaatsen, (2) de beslissing waar het kind komt te wonen (in welk pleeggezin of instelling), (3) beslissingen over de omgangsregeling en (4) de beslissing waar het kind uiteindelijk gaat opgroeien (terug naar huis of in het pleeggezin).
Het recht als vangnet
Van der Zon stelt in haar proefschrift dat het recht een vangnet zou moeten zijn voor kinderen die niet onbezorgd kunnen opgroeien, bijvoorbeeld als zij uit huis worden geplaatst. Van der Zon geeft aan dat het vangnet alleen nuttig is, als het ook daadwerkelijke aanwezig is op het moment dat het kind naar beneden valt. Het proefschrift laat zien dat de letterlijke tekst van nationale wet- en regelgeving doorgaans niet in strijd is met kinder- en mensenrechten, maar dat pleegkinderen desondanks in veel gevallen geen effectieve mogelijkheden hebben om zich op hun recht te beroepen. Dat geldt vooral op die momenten waarop hun rechten niet nageleefd worden. Van der Zon: ‘Gebleken is dat voor sommige kinderen de pleegzorgplaatsing daardoor een afgrond zonder vangnet is’.
Conclusie en aanbevelingen
Om hierin verbetering te brengen, dienen het hoorrecht en de procedurele positie van pleegkinderen volgens haar verbeterd te worden. Van der Zon doet in haar proefschrift 34 concrete aanbevelingen die hieraan kunnen bijdragen. Zij pleit onder meer voor samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing én doet de aanbeveling dit in het Burgerlijk Wetboek op te nemen. Defence for Children meent dat het proefschrift van Van der Zon een veelomvattende beschrijving van de rechten van pleegkinderen geeft en bijzonder nuttig is voor de rechtspraktijk. De aanbevelingen van Van der Zon sluiten goed aan bij het werk van Defence for Children, bijvoorbeeld op het gebied van de samenplaatsing van broers en zussen alsook op het gebied van het hoorrecht van kinderen die uit huis worden geplaatst.