WODC-onderzoek bevestigt: reden voor gescheiden uithuisplaatsing broers en zussen niet geregistreerd
Wanneer broers en zussen uit huis geplaatst worden en daarbij van elkaar worden gescheiden, wordt niet goed geregistreerd wat hiervoor de reden is. Hierdoor is het niet mogelijk het proces van een uithuisplaatsing op dit punt te monitoren en passend op te volgen. Dit blijkt uit een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) dat 18 januari is gepubliceerd. Defence for Children vindt dit zorgelijk en roept op direct te starten met systematische registratie, zodat op landelijk niveau inzichtelijk wordt hoe vaak en waarom broers en zussen van elkaar gescheiden worden.
Het onderzoeksrapport is het resultaat van een motie die de SP in maart 2019 indiende over samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing. In de motie vroeg de Kamer de regering te onderzoeken hoe het uitgangspunt ‘samenplaatsing, tenzij’ beter geborgd kan worden. De onderzoekers concluderen nu - bijna drie jaar later - dat het door dit gebrek aan registratie niet mogelijk is om een betrouwbaar beeld te geven van de oorzaken van een gescheiden plaatsing.
Systematische registratie ontbreekt
Uit het dossieronderzoek van de uithuisplaatsingen konden de onderzoekers niet op systematische wijze de reden van een gescheiden plaatsing achterhalen. Bij interviews met professionals en focusgroepen werd benoemd dat het belangrijk is voor kinderen om te weten en te begrijpen waarom ze gescheiden geplaatst zijn. De onderzoekers noemen de registratie en het centraal aanleveren van informatie aan het Centraal Bureau voor Statistiek cruciaal voor toekomstige monitoring van het aantal gescheiden plaatsingen van broers en zussen. Zo kan zicht gekregen worden op het aantal gescheiden plaatsingen dat terug te dringen is, en wat daarvoor nodig zou zijn.
Broers en zussen vaak om praktische redenen uit elkaar
Uit ongeveer de helft van de onderzochte dossiers konden wel mogelijke motieven afgeleid worden. Zo werden aantekeningen gevonden over een negatieve dynamiek tussen de kinderen, de noodzaak voor specialistische zorg, conflict tussen de kinderen en parentificatie (een van de kinderen neemt dan de rol van ouder op zich), die mogelijk geleid hebben tot gescheiden plaatsing. Vaak lijken echter praktische belemmeringen, zoals een tekort aan plekken, de reden te zijn waarom broers en zussen niet bij hetzelfde gezin geplaatst werden.
In ruim een kwart van de onderzochte dossiers niet samen
Uit het onderzoek blijkt verder dat in 28% van de onderzochte gevallen broers en zussen niet samen zijn geplaatst. Dat percentage is lager dan een eerdere schatting van 50% door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) in 2015. Defence for Children merkt op dat dit verschil verklaard kan worden door de selectie uithuisplaatsingen die is onderzocht. In het onderzoek van het WODC is namelijk uitsluitend gekeken naar uithuisplaatsingen die plaatsvonden in het gedwongen kader en waarbij de broers en zussen gelijktijdig uit huis zijn geplaatst. Het percentage van 28% wordt in het rapport verder genuanceerd. Zo is het percentage broers en zussen dat gescheiden wordt tijdens een spoedplaatsing significant hoger dan bij reguliere plaatsing. Ook wanneer er meer dan twee broers en zussen betrokken zijn bij de uithuisplaatsing, ligt het percentage gescheiden plaatsingen significant hoger.
Terugdringen gescheiden plaatsingen mogelijk
Bij navraag door de onderzoekers aan professionals werd aangegeven dat het mogelijk is om het aantal gescheiden plaatsingen terug te dringen. De suggesties bevatten het verruimen van het aanbod en/of de capaciteit van pleeggezinnen en pleeghuizen, betere ondersteuning voor pleeg- en gezinshuisouders en het wegnemen van financiële belemmeringen. Het wettelijk verankeren van het recht van broers en zussen om samen geplaatst te worden - waar Defence for Children samen met SOS Kinderdorpen al langere tijd voor pleit - past volgens de professionals in de visie van het ‘samenplaatsing, tenzij’-beginsel. Wel zijn er vragen over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Er moeten dan wel voldoende plekken zijn, het moet duidelijk zijn wie er verantwoordelijk is voor voldoende plekken en wat er gebeurt wanneer er onvoldoende plekken zijn.
Opvolging aanbevelingen onderzoeksrapport
Defence for Children is verheugd met de publicatie van het onderzoeksrapport, en de aanbevelingen voor registratie en het verder terugdringen van gescheiden plaatsingen vanwege praktische belemmeringen. In de podcast Recht van Spreken, zei Tweede Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks) onlangs: "Niemand houdt bij hoeveel kinderen uiteindelijk wel of niet bij broertjes en zusjes in huis worden geplaatst en we weten niet goed wat het aantal overplaatsingen is. De kinderen worden niet gemonitord, dus er zijn heel veel dingen onbekend en dat laat zien hoe weinig aandacht er is voor deze groep." Nu het WODC-onderzoeksrapport duidelijk blootlegt dat inderdaad niet goed wordt bijgehouden hoe vaak en waarom broers en zussen van elkaar gescheiden worden, is systematische registratie een logische en noodzakelijke eerste stap voor de nieuwe regering om schot in de zaak te brengen.
Defence for Children kijkt dan ook met vertrouwen uit naar de reactie van de minister voor Rechtsbescherming over de wijze waarop hij, samen met de staatssecretaris van VWS, opvolging zal geven aan de aanbevelingen. In de begeleidende brief aan de Kamer schrijft minister Weerwind hier vóór 1 april 2022 op terug te komen.
Meer informatie
- Download hier het volledige WODC-onderzoeksrapport
- Tweede Kamer neemt motie over onderzoek naar Samenplaatsing Broers en Zussen unaniem aan
- Kamer stemt voor wettelijke verankering samenplaatsing broers en zussen
- Kamervragen D66 en PvdA over samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing
- Nederlands Juristenblad: 'Ontwikkelingen rondom samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing'
- Rapport 'samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing: een gunst of kinderrecht?