Scroll down
Ieder kind heeft recht op onderwijs zodra het kind Nederland binnenkomt, behalve als het doel het houden van vakantie is. Kinderen zonder verblijfsvergunning moeten, als zij leerplichtig zijn, naar school. In de Leerplichtwet (artikel 2 Leerplichtwet) staat dat scholen leerplichtige kinderen moeten inschrijven, ook wanneer een kind niet in het bezit is van een burgerservicenummer (BSN) of DigiD. De onderwijsinstelling ontvangt voor hen bekostiging.
In Nederland is er leerplicht voor kinderen in de leeftijd van 5 tot 16 jaar. Voor kinderen in de leeftijd van 16 tot 18 jaar die nog geen startkwalificatie (een startkwalificatie is (minimaal) een diploma havo, vwo of mbo-niveau 2 of hoger) hebben behaald, is er een zogenaamde kwalificatieplicht. De leer- en kwalificatieplicht geldt voor alle kinderen in Nederland, dus ook voor kinderen zonder verblijfsvergunning. De leerplicht gaat in zodra het kind in Nederland is.
Leerlingen zonder BSN krijgen een onderwijsnummer via de school waar ze staan ingeschreven. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) maakt dit nummer voor de school aan.
Een onderwijsnummer is een uniek nummer voor elke leerling en student die in Nederland door de overheid bekostigd onderwijs volgt. Het onderwijsnummer heet ook wel persoonsgebonden nummer (PGN) en komt overeen met het burgerservicenummer (BSN). Ontbreekt een BSN, dan kan het kind worden ingeschreven met het onderwijsnummer. Het advies is om het onderwijsnummer mee te geven aan de (ouders van de) kinderen, zodra de school dit ontvangt. Leg de ouders uit dat het belangrijk is dat ze dit nummer goed bewaren, omdat kinderen zonder verblijfsvergunning vaak onverwacht verhuizen.
De school krijgt bekostiging voor leerlingen zonder verblijfsvergunning. Meer informatie hierover vindt u op de website van LOWAN.
De gemeente is verantwoordelijk voor het handhaven van de leerplicht. De leerplichtambtenaar van de gemeente ziet erop toe dat ouders en jongeren de Leerplichtwet naleven.
Gemeenten hebben de grondwettelijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat er onderwijs beschikbaar is (dit staat in artikel 23 Grondwet). Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor kinderen die in COA-locaties verblijven. Het onderwijs voor deze groep dient volgens de Europese Opvangrichtlijn ten minste binnen drie maanden te worden gerealiseerd. Het is echter de bedoeling dat iedere gemeente zich maximaal inspant om het onderwijs zo snel mogelijk te realiseren (voetnoot: Dit staat in de volgende informatiedocumenten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:
Ja, er geldt geen leeftijdsgrens voor het voortgezet onderwijs. Veel kinderen zonder verblijfsvergunning gaan naar een Internationale Schakelklas (ISK). Een ISK is speciaal voor leerlingen die vanuit het buitenland naar Nederland zijn gekomen en de Nederlandse taal (nog) niet (voldoende) beheersen. Een ISK is een school voor voortgezet onderwijs en hiervoor geldt dus ook geen leeftijdsgrens.
Een jongere zonder verblijfsvergunning die 18 jaar of ouder is, kan alleen tot een onderwijsinstelling worden toegelaten wanneer er sprake is van rechtmatig verblijf (het gaat dan om rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8 Vreemdelingenwet 2000) op de eerste dag van de start van de opleiding. De advocaat van het kind kan bevestigen dat er sprake is van rechtmatig verblijf en dit indien nodig op schrift zetten. Deze bevestiging kan vervolgens met de onderwijsinstelling worden gedeeld. Sommige instellingen voor mbo en hbo zijn bereid om in bijzondere omstandigheden studenten zonder rechtmatig verblijf toch te helpen. U kunt advies hierover vragen bij een steunpunt voor ongedocumenteerden in uw regio.
Wanneer een leerling zonder verblijfsvergunning als minderjarige, of als meerderjarige met rechtmatig verblijf, aan een opleiding is begonnen dan mag de leerling deze opleiding na het bereiken van de achttienjarige leeftijd afronden, op voorwaarde dat de inschrijving niet wordt onderbroken.
Leerlingen zonder verblijfsvergunning die staan ingeschreven voor de BOL-variant van het mbo (BOL staat voor beroepsopleidende leerweg) kunnen stagelopen indien het volgen van een stage een diplomeringsvereiste is. Stagebedrijven kunnen voor deze leerlingen een ontheffing van de tewerkstellingsvergunning krijgen; zij hoeven deze dan dus aan te vragen (dit staat in artikel 1f lid 1 onder c van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav)). Voorwaarde voor het lopen van stage is dat de leerling geen financiële vergoeding voor de stage ontvangt. Voor leerlingen zonder verblijfsvergunning die staan ingeschreven voor een opleiding in de BBL-variant van het mbo (BBL staat voor beroepsbegeleidende leerweg) zijn de regels anders. Stagebedrijven kunnen voor deze leerlingen géén ontheffing van de tewerkstellingsvergunning krijgen. Dit betekent dat een leerling zonder verblijfsvergunning een BBL-opleiding niet af kan ronden, omdat het werktraject niet gevolgd kan worden.
Voor leerlingen zonder verblijfsvergunning die stage willen lopen in het praktijkonderwijs kan er ook ontheffing van de tewerkstellingsvergunning worden verkregen. Volgens de BuWav kunnen vreemdelingen die vóór hun achttiende verjaardag zijn gestart met een opleiding in het praktijkonderwijs, stagelopen (dit staat in artikel 3.1 lid 1 sub c onder 2 BuWav). Dit geldt ook voor leerlingen in leerwerktrajecten, de entreeopleiding van het vmbo en uitstroomprofielen in het voorgezet speciaal onderwijs. Net als bij het mbo, is de voorwaarde weer dat de stage een diplomeringsvereiste is en dat de leerling geen financiële vergoeding voor de stage ontvangt.
Een leerling zonder verblijfsvergunning die achttien jaar of ouder is, kan een verzoek indienen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) om geen lesgeld te betalen. Dit heet een ‘verzoek buiteninvorderingstelling lesgeld’. Om in aanmerking te komen, moet aan vier voorwaarden worden voldaan. Deze voorwaarden staan op de website van DUO.
Jongeren zonder verblijfsvergunning moeten in veel gevallen het instellingscollegegeld betalen; dat is hoger dan het wettelijke collegegeldtarief. De hoogte van het collegegeld verschilt per opleiding, maar ligt rond de 10.000 euro per collegejaar. Studenten zonder verblijfsvergunning die het instellingstarief moeten betalen, komen niet in aanmerking voor een lening bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), maar kunnen wel contact leggen met het University Assistance Fund (UAF) en verzoeken om financiële ondersteuning in de vorm van een lening. Het UAF beoordeelt vervolgens of zij de jongere financieel kunnen ondersteunen. De vraag of een jongere een verblijfsperspectief in Nederland heeft, speelt een belangrijke rol bij de beslissing of er een lening zal worden verstrekt. Meer informatie hierover op de website van het UAF. Studenten die wachten op een verblijfsvergunning of beslissing op bezwaar, kunnen ook in aanmerking komen voor het wettelijk collegegeld. Zie de pagina op de website van DUO.
Voor leerlingen die nog geen 18 jaar zijn, kan Stichting Leergeld mogelijk hulp bieden, evenals de gemeente waarin de leerling woont.
In Amsterdam is er een initiatief gestart om jongeren zonder verblijfsvergunning makkelijker hoger onderwijs te laten volgen.
Het recht om een opleiding af te ronden omvat ook het recht op het ontvangen van een diploma (dit volgt uit artikel 2 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en wordt bevestigd in een uitspraak van de Rechtbank Den Haag: Rb. ’s-Gravenhage 2 mei 2012, LJN BW4736, JV 2012, 270, r.o. 4.4). Leerlingen zonder verblijfsvergunning hebben dus recht op een diploma als zij aan alle diplomeringseisen voldoen, ook al kunnen ze geen ID-bewijs laten zien.
Nee, scholen hebben geen meldplicht om (adres)gegevens over ongedocumenteerde kinderen aan de vreemdelingenpolitie of andere partijen door te geven. Volgens de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) mogen scholen gegevens van leerlingen niet zonder toestemming delen met derden. Uw kind kan dus gerust naar school gaan, zonder dat deze informatie bij de vreemdelingenpolitie of andere buitenstaanders terechtkomt.
Specifieke vragen over de situatie van een leerling? U kunt altijd kosteloos (juridisch) advies vragen bij de Kinderrechtenhelpdesk van Defence for Children. De Kinderrechtenhelpdesk is bereikbaar van maandag tot en met donderdag tussen 9 en 17 uur en op vrijdag van 9 tot 13 uur via het nummer 071 516 0980. U wordt dan doorverbonden met een antwoordapparaat en kunt een bericht achterlaten met uw telefoonnummer of e-mailadres.
Deze Q&A is ook als pfd te downloaden.