Reactie op beantwoording Kamervragen over samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing
Op 6 januari jl. stelden zowel D66 als PvdA Kamervragen aan minister Weerwind voor Rechtsbescherming en staatssecretaris Van Ooijen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over samenplaatsing van broers en zussen bij uithuisplaatsing. Dit deden zij naar aanleiding van een item over dit onderwerp bij Nieuwsuur. Deze week beantwoordde minister Weerwind, mede namens staatsecretaris Van Ooijen, de Kamervragen. Defence for Children is verheugd dat de minister een aantal belangrijke standpunten inneemt. Zo stelt hij: “Ik vind dat iedere gescheiden plaatsing, enkel vanwege het niet beschikbaar zijn van een plek voor de broers en zussen samen, er één te veel is.” Ook zegt de minister: ‘‘Een uithuisplaatsing is op zichzelf al ingrijpend, maar nog meer wanneer de uithuisplaatsing ook ingrijpt in de band tussen broers en zussen’’. Naast deze positieve punten, heeft Defence for Children ook enkele vragen en opmerkingen bij de antwoorden van de minister en staatssecretaris.
1. Wettelijke verankering
De minister geeft bij de beantwoording van de Kamervragen van de PvdA aan dat Nederland op grond van internationale wet- en regelgeving de inspanningsverplichting heeft om waar mogelijk zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven na een uithuisplaatsing. Bij de beantwoording van de Kamervragen van zowel de PvdA als D66 benoemt de minister dat verkend zal worden of het nationaal verankeren van het recht op samen plaatsen van toegevoegde waarde kan zijn voor het terugdringen van gescheiden plaatsingen. Defence for Children benadrukt dat, los van de vraag of een wettelijke bepaling mogelijk bijdraagt aan het terugdringen van gescheiden plaatsingen, wettelijke verankering hoe dan ook dient te geschieden. Uit internationale regelgeving volgt immers dat een kind het recht heeft op ‘bescherming door de wet’ tegen een inbreuk op zijn gezinsleven met broers en zussen. Die wettelijke bescherming ontbreekt op nationaal niveau en is noodzakelijk zodat in de praktijk daadwerkelijk getoetst wordt of het in het belang is van broers en zussen om samen geplaatst te worden. Wettelijke verankering is volgens Defence for Children geen inspanningsverplichting maar een resultaatsverplichting.
2. Verantwoordelijkheid voor het realiseren van voldoende plekken
De PvdA en D66 hebben gevraagd wat de overheid doet om ervoor te zorgen dat praktische belemmeringen, die het kind beperken in de uitoefening van zijn recht op gezinsleven met broers en zussen, worden weggenomen. De minister geeft vervolgens een aantal voorbeelden, waaronder de wervingscampagne ‘Open je Wereld’ die tot doel heeft meer pleeggezinnen te vinden, het project ‘Versterken van de Kracht van Pleegouders’ en de invoering van het Mockingbird Family Model. Defence for Children vindt dit mooie en belangrijke stappen die er hopelijk toe leiden dat er meer pleeggezinnen worden geworven waar broers en zussen samen terecht kunnen en dat pleegouders voldoende steun en begeleiding krijgen zodat zij hun taak goed kunnen uitoefenen. Defence for Children benadrukt dat de overheid verantwoordelijk is voor het realiseren van voldoende plekken waar broers en zussen samen terecht kunnen. In dat kader is het van belang dat de overheid onderzoekt of voornoemde initiatieven voldoende effect hebben én nagaat of er nog aanvullende initiatieven nodig zijn.
3. Zicht op cijfers gescheiden uithuisplaatsingen
Op de vraag van zowel D66 als PvdA hoeveel broers en zussen gescheiden uit huis worden geplaatst, verwijst de minister naar een recent gepubliceerd onderzoek van de Universiteit van Amsterdam, dat is uitgevoerd in opdracht van het WODC. De minister geeft aan dat uit dit onderzoek blijkt dat circa 28 procent van het totaal aan kinderen dat in de periode 2015-2020 gezamenlijk uit huis is geplaatst, gescheiden geplaatst is. De minister benoemt dat met dit onderzoek geen zicht is gekregen op het aantal kinderen dat bij een niet gezamenlijke uithuisplaatsing (dus op een later moment) gescheiden geplaatst is. Tevens benoemt de minister dat op dit moment niet wordt geregistreerd wat de reden is voor een gescheiden plaatsing. Defence for Children wijst op het belang van een zorgvuldige registratie, waarbij voor alle kinderen, dus ook als zij niet gelijktijdig uit huis worden geplaatst, wordt geregistreerd of zij worden samen geplaatst met hun broers en zussen alsmede wat de reden is voor de gescheiden plaatsing.
4. Richtlijn uithuisplaatsing dient aangepast te worden
Bij de beantwoording van de Kamervragen van D66 geeft de minister aan dat de richtlijn uithuisplaatsing de volgende reden noemt om broers en zussen van elkaar te scheiden: ‘er is geen pleeggezin beschikbaar dat meerdere jeugdigen tegelijk kan opvangen’. Defence for Children meent dat deze reden geschrapt moet worden omdat alleen kindgerichte afwegingen ertoe mogen leiden dat broers en zussen van elkaar worden gescheiden.
Opvolging door de minister en staatssecretaris
Defence for Children is het met de minister eens dat elk kind dat van zijn broer of zus wordt gescheiden vanwege een gebrek aan opvangplekken er één te veel is. Het is dan ook noodzakelijk dat daadkrachtig gewerkt wordt aan een oplossing voor dit probleem dat nog te veel kinderen treft. Defence for Children kijkt uit naar de wijze waarop de minister en staatssecretaris hieraan opvolging gaan geven.