Gemeente Den Haag op de vingers getikt in twee zaken over dakloze gezinnen
In twee recente uitspraken heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de gemeente Den Haag onvoldoende onderzoek heeft verricht in zaken waarin een dakloze ouder met kinderen via het Daklozenloket een beroep deed op maatschappelijke opvang. Volgens de rechtbank heeft de gemeente daarmee onder meer artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag geschonden door de belangen van de kinderen onvoldoende mee te wegen in de besluitvorming. De gemeente heeft de opdracht gekregen alsnog gedegen onderzoek te verrichten.
Zelfredzaamheid
De gemeente is er in beide zaken van uitgegaan dat de ouders zelf in staat zouden moeten zijn om voor huisvesting te zorgen. Het huisvestingsprobleem van deze ouders zou volgens de gemeente komen door de schaarste op de woningmarkt, waardoor volgens haar aanspraak op opvang niet aan de orde is. De ouders zijn volgens de gemeente ‘zelfredzaam’ en hun aanvraag voor opvang is dan ook afgewezen. In één van de zaken stelt de gemeente zich op het standpunt dat feitelijk geen sprake is van dakloosheid aangezien de moeder haar kinderen heeft kunnen onderbrengen bij hun oma. Zelf verblijft de moeder bij verschillende mensen in haar netwerk. Hiermee heeft de moeder zich in staat getoond zelf een oplossing voor het woonprobleem te vinden. Of dit een veilige, vertrouwde en duurzame oplossing zou zijn, is volgens de rechtbank echter onvoldoende onderzocht.
Belang van het kind
De weigering van toegang tot de maatschappelijke opvang was volgens de gemeente niet in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en artikel 3 en 9 van het VN-Kinderrechtenverdrag. De rechtbank oordeelt hier anders over. In de situatie van de moeder die haar twee kinderen heeft kunnen onderbrengen bij hun oma, oordeelde de rechtbank dat de situatie van duurzaam gescheiden wonen in strijd is met het recht op eerbiediging van het gezinsleven en de verplichting voor de overheid om ervoor te zorgen dat kinderen zoveel mogelijk in gezinsverband met hun ouder(s) kunnen opgroeien. Daarbij vindt de rechtbank dat de gemeente in het licht van het internationale kinderrechtelijk kader, de nationale wetgeving en de rechtspraak onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen.
Het onderzoek van de gemeente is volgens de rechtbank onvoldoende geweest. De gemeente krijgt de kans dit onderzoek alsnog te verrichten. De rechtbank heeft de gemeente in overweging gegeven om het nog uit te voeren onderzoek uit te voeren aan de hand van het door de Kinderombudsman daarvoor ontwikkelde Stappenplan ‘Beste besluit voor het kind’. Daarbij moet de mening van de betrokken kinderen worden meegewogen.
Kinderrechtenhelpdesk
Defence for Children is verheugd over het kritische oordeel van de rechtbank en is erg benieuwd naar de uitkomst van het onderzoek dat de gemeente moet verrichten en het uiteindelijke oordeel van de rechtbank in deze twee zaken.
De Kinderrechtenhelpdesk ontvangt gemiddeld een keer per week een hulpvraag van een gezin dat te maken heeft met (dreigende) dakloosheid en door de gemeente waar zij zich melden, wordt aangemerkt als ‘zelfredzaam’. Dit baart Defence for Children al langere tijd grote zorgen. Gezinnen met minderjarige kinderen die te maken hebben met dakloosheid zijn per definitie niet zelfredzaam. Door de jaren heen heeft Defence for Children meerdere onderzoeken verricht naar dakloosheid en kinderrechten en diverse aanbevelingen gedaan, maar we zijn er nog lang niet. Desondanks is het een mooie ontwikkeling dat de rechtbank Den Haag expliciet aandacht besteedt aan het VN-Kinderrechtenverdrag en aangeeft dat kinderrechten wel degelijk een rol spelen als de nationale wet geen bepalingen bevat over de positie van kinderen. Defence for Children hoopt dat deze lijn in de Nederlandse rechtspraak wordt aangehouden.