Aanpak armoede onder kinderen per gemeente verschillend
Een effectieve aanpak van armoede onder kinderen ontbreekt en het landelijk sociaal vangnet schiet tekort. Dat blijkt uit het rapport ‘Kansen voor kinderen: een postcodetombola’ van kinderrechtenorganisaties Defence for Children en Save the Children. De Rijksoverheid schiet tekort in haar rol en de uitbesteding van de aanpak naar gemeenten leidt, wellicht onbewust en onbedoeld, tot willekeur. De aanpak van armoede onder kinderen kent weinig duidelijke kaders. Een laptopsubsidie is in Edam-Volendam bijvoorbeeld beperkt tot 160 euro, terwijl die ongeveer acht kilometer verderop in Purmerend 625 euro bedraagt. Vanuit kinderrechtenperspectief zijn dit soort verschillen onverteerbaar.
Decentralisatie: grote verschillen
Door de decentralisatie is een spanningsveld ontstaan tussen de positie van de landelijke overheid en die van de lokale overheden. Gemeenten willen eigen beleid kunnen voeren, maar om armoede effectief te kunnen bestrijden is bemoeienis van de Rijksoverheid nodig. Het proactieve optreden op landelijk niveau blijft echter uit. Hierdoor wordt gelijke toegang tot voorzieningen voor kinderen in armoede onmogelijk gemaakt. De onderzochte gemeenten vertonen significante verschillen op het gebied van onder andere de invulling van het armoedebeleid, het vaststellen van de lage-inkomensgrens en het aanbod van en toegang tot voorzieningen voor kinderen.
Dit veroorzaakt kansenongelijkheid. Daarbij is de bestrijdingsaanpak te vaak gericht op het compenseren van de gevolgen van armoede. Kinderen kunnen bijvoorbeeld gratis sporten en schoolspullen aanschaffen, maar de oorzaak van de problematiek wordt niet aangepakt.
Armoede: een multidimensionaal probleem
In Nederland groeien volgens het CBS maar liefst 292.000 kinderen op in armoede. Het aantal kinderen dat opgroeit in (langdurige) armoede is de afgelopen jaren nauwelijks gedaald. Deze kinderen worden dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van geldgebrek. Mariëlle Bahlmann, jurist bij Defence for Children: “Wanneer gesproken wordt over armoede onder kinderen in Nederland, wordt één ding al snel duidelijk: de sleutel tot succes, een geslaagde bestrijdingsaanpak, is nog niet gevonden. De praktijk is zelfs zo versplinterd dat zowel burgers als professionals door de bomen het bos niet meer zien. Door die verschillen is landelijke monitoring of meting van de effecten van het lokale beleid op de structurele oorzaken van armoede onmogelijk.” Armoede is een multidimensionaal probleem en een aanpak van de structurele oorzaken van armoede onder kinderen blijft uit.
Inspanningsverplichting van de Rijksoverheid
Vanuit kinderrechtenperspectief heeft de Rijksoverheid een inspanningsverplichting ten aanzien van het reduceren van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede als ook het inzetten van passende zorg en ondersteuning aan kwetsbare gezinnen. Een effectieve uitoefening van deze verplichting wordt in de praktijk onvoldoende teruggezien. Bahlmann: “Ieder kind heeft recht op een toereikende levensstandaard, ongeacht de financiële situatie van de ouders. De integrale aanpak zou dan ook een allesomvattende aanpak moeten zijn, waarbij geen kind buiten de boot valt.”
Kinderrechten
De kinderrechtenorganisaties pleiten er dan ook voor om de sterke focus op het (gezins)inkomen los te laten en te kijken naar wat kinderen nodig hebben en waar zij recht op hebben. De behoeften van kinderen zijn in de kern universeel. Een aanbod van voorzieningen voor een toereikende levensstandaard, waar alle kinderen volgens het VN-Kinderrechtenverdrag recht op hebben, zou dan ook passender zijn in een tijd waarin de allerarmsten al jaren in dezelfde uitzichtloze positie verkeren en ‘het systeem’ voor álle burgers te ingewikkeld is geworden om nog van effectieve steun vanuit de Rijksoverheid te kunnen spreken.