Aanbieding advies College voor de Rechten van de Mens over recht op onderwijs
Het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) heeft een advies uitgebracht over het recht op onderwijs voor mensen met een beperking. Het rapport volgt na vele signalen, vragen en ontwikkelingen over het recht op onderwijs die het College ontving. In het advies legt het College het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap naast andere internationale verdragen en de Grondwet. Met het advies, dat op 11 november door collegelid Marjolein Swaanenburg- van Roosmalen namens het College wordt aangeboden aan minister Slob van Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, maakt het College duidelijk dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om te werken aan een inclusief onderwijssysteem. Defence for Children is verheugd met het advies van het College en roept de overheid op om het ter harte te nemen en met een ambitieus plan te komen om inclusief onderwijs in Nederland te verwezenlijken.
Recht op onderwijs op nationaal en internationaal niveau
Het College beschrijft in het advies hoe het recht op onderwijs volgens het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap zich verhoudt tot nationale en internationale wetgeving. In de Nederlandse Grondwet wordt niet gesproken over het recht op onderwijs, maar over de vrijheid van onderwijs (artikel 23). Dit artikel richt zich aan de ene kant tot de aanbieder van onderwijs en de vrijheid het onderwijs naar eigen overtuiging of levensbeschouwing te richten. Aan de andere kant richt het zich tot de ouders en leerlingen om te mogen kiezen welke onderwijs aansluit bij hun opvattingen. Het recht op onderwijs is niet als zodanig in nationale wet- en regelgeving opgenomen. Defence for Children pleit al meerdere jaren voor een wettelijke verankering van het leerrecht en dat het internationale kinderrechtenkader voor het recht op (inclusief) onderwijs daarbij een centrale positie krijgt.
Inclusief onderwijs op zowel systeemniveau als individueel niveau
Wanneer het gaat om het realiseren van het recht op onderwijs voor kinderen met een beperking, dient de staat passende maatregelen te nemen op het systeemniveau, maar moet ook in individuele gevallen dit recht vervult worden. Het College doet in het advies daarom niet alleen een beroep op de staat, maar ook op de gemeenten en onderwijsinstellingen. Mensen met een beperking moeten op gelijke voet toegang hebben tot onderwijs. Hier gaat het niet alleen om fysieke toegankelijkheid, maar bijvoorbeeld ook over toegankelijke informatie en communicatie. Deze verantwoordelijkheid ligt deels bij scholen en de gemeente, zo stelt het College.
Zet het kind centraal
Het College sluit het advies af met drie overkoepelende adviezen aan de overheid. Ten eerste beveelt het College de overheid aan om bij het verder ontwikkelen van wetgeving en beleid de leerling of student en diens mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen en ontplooien centraal te laten staan. Daarbij adviseert het College inzichtelijk te maken hoe wetgeving en beleid bijdragen aan de uitvoering van het VN-Mensenrechtenverdrag Handicap. Tot slot stelt het College dat de Nederlandse overheid veel vrijheid heeft in de manier waarop invulling gegeven kan worden aan de wijze waarop een inclusief onderwijssysteem gerealiseerd wordt. Wel moet de overheid volgens het VN-Verdrag actief en zo spoedig mogelijk tot die realisatie komen. Daarom vraagt het College de overheid met een visie, stappenplan en tijdspad te komen. Dit kader dient ervoor te zorgen dat inclusief onderwijs niet meer afhankelijk is van individuele personen.