Scroll down

Alternate Text
Blog banner

Een verhaal over kinderen en woorden: #Woordendoenertoe #Wordsmatter

Mieke Breedijk

Communicatie Defence for Children

Er was eens een land, nog niet zo lang geleden en niet zo ver hier vandaan. In dat land woonde een jongen. Zijn vader en moeder stierven kort na elkaar toen hij zes jaar oud was. Sindsdien noemden mensen hem een wees. En dat was iets ergs, begreep de jongen. Hij was geen gewoon kind meer, zoals alle anderen in zijn klas. Elke keer als de jongen nieuwe mensen ontmoette, was hij bang voor het moment waarop iemand zou zeggen: “Hij is een wees.” Dan voelde hij zich klein en kon hij zich niet meer bewegen, vervuld van schaamte als hij was. Met gebogen hoofd luisterde hij naar reacties die hij van tevoren nooit kon voorspellen. Soms waren ze bemoederend, begripvol of bewonderend, soms wantrouwend of hard. De jongen had daar niets over te zeggen. Hij was een wees en daarmee was eigenlijk alles gezegd wat over hem te zeggen viel, toch?

In datzelfde land woonde ook een meisje. Ze was er niet geboren, maar ze was ernaartoe gebracht door haar vader en moeder. Ze had nog nooit een eigen huis gehad. Eerst sliep ze met haar ouders op een kamer en moest ze vaak verhuizen. Daarna mochten ze bij een oom en tante op de logeerkamer wonen. Het meisje ging naar school, achter op de fiets en kreeg vriendinnetjes. Ze mocht op verjaardagsfeestjes komen in haar prinsessenjurkje met glitters. Ze wilde dokter worden of advocaat. Ze was best gelukkig, als ze maar niet nadacht over dat ene, dat ze eigenlijk niet in het land mochten wonen, zij en haar vader en moeder. Ze waren illegalen, zij was een illegaal kind. Net als drugs, dacht ze, die zijn ook illegaal. Gevaarlijk ook, al deed ze dan zelf niks slechts, toch?

De wegen van de jongen en het meisje kruisten elkaar, en na het delen van hun verhalen zeiden ze: “Daar moet iets aan te doen zijn!” Samen gingen ze op pad om de koning om raad te vragen. Onderweg ontmoetten ze een jongen, die ook aan de wandel was. Ze vertelden hem wat ze van plan waren. De jongen was even stil en zei toen zachtjes: “Ik ben twee keer een kinderprostitué genoemd. Dat voelde alsof iemand op mijn ziel kraste, dat deed zeer. Zo simpel is het niet. Het is veel meer dan dat. Het is zeker geen vrijwillige keuze. Verkeerde vrienden overtuigden mij ervan dat het zonde zou zijn om het geld te laten liggen dat ik ermee kon verdienen. Het was alsof ik werd gehersenspoeld.” Hij legde uit dat kinderen zoals hij slachtoffers zijn: “Het is geen normale baan, je kiest er zelf niet voor om je zo te laten gebruiken. Dat mag je geen kinderprostitutie noemen, toch!”

De twee jongens en het meisje vertelden de koning over de woorden die als een etiket op hen geplakt waren. En over andere etiketten, zoals vreemdeling, nieuwkomer of kindsoldaat. De koning kende de kracht van woorden. Hij begreep dat woorden impact hebben op de nog plooibare identiteit van kinderen. Hij wist ook dat nieuwsmedia graag compacte, lekker bekkende woorden gebruiken. Net als dat politici met woorden het publieke debat en daarmee de politieke besluitvormig proberen te beïnvloeden. De koning en de kinderen besloten samen een lijst op te stellen. Daarin zouden ze neutrale, zo accuraat mogelijke woorden opnemen in plaats van kwetsende of beschuldigende. Woorden als ‘kind met overleden ouders’, ‘ongedocumenteerd kind’, of ‘kind in prostitutie’. Het is zoals de koning zei: “Woorden doen ertoe en dat geldt zeker voor kinderen!” 

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Door gebruik te maken van onze website gaat u akkoord met ons beleid. Privacy verklaring
Ja
Nee